FOTO 2 II
FOTO 3
FOTO APRI
FOTO APRI II
INSTRUCTIES:
CMD 1 (INSTR 1)
CMD 2 (INSTR 2)
CMD 3 (INSTR 3)
CMD 4 (INSTR 4)
OVERIGE:
POORT
BLOKKERING AUTOMATISERING
GEHEUGEN
BUS
STAND-BY
ONDERHOUD
Waarde alarmdrempel
Aan deze parameter kan een waarde tussen 0 en 64.000 (manoeuvres) worden toegekend; in de fabriek is de waarde ingesteld
op 1500 (manoeuvres). Met deze functie is het mogelijk een referentielimiet te programmeren; wanneer deze limiet wordt over-
schreden is het goed de automatisering een onderhoudsbeurt te geven. Om de drempel te programmeren dient u de gewens-
te waarde te kiezen met de toetsen p en q, sla het gegeven vervolgens op met de toets "OK".
Deeltelling
Met deze functie is het mogelijk weer te geven hoeveel manoeuvres een automatisering heeft uitgevoerd na de laatste onder-
houdsbeurt.
Onderhoud wissen
Deze parameter is van het type ON / OFF; de in de fabriek ingestelde waarde is "OFF". Met deze functie kunt u de waarde van
de "deeltelling" wissen; dit moet gedaan worden na het uitvoeren van onderhoud op de automatisering.
Om de deeltelling te wissen kiest u de waarde ON met de toets p en drukt u op de toets "OK".
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de fotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus is en of
het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsfotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus
is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsfotocel aanwezig is, wat zijn werkingsstatus
is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opgeslagen.
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkings-
status is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opge-
slagen.
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkings-
status is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opge-
slagen.
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkings-
status is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opge-
slagen.
Geeft aan of de besturingsinrichting aanwezig is, wat zijn werkings-
status is en of het gegeven correct in de besturingseenheid is opge-
slagen.
Dit is de constante werkingsstatus van de applicatie.
Geeft aan wanneer de automatisering geblokkeerd is na het verstu-
ren van een "Blokkeer" instructie.
Signaleert een probleem met betrekking tot de in het geheugen van
de besturingseenheid opgeslagen gegevens van de ECSbus inrich-
tingen.
Geeft kortsluiting in de ECSbus uitgang aan.
Geeft aan wanneer de besturingseenheid in stand-by status is.