b) Aanvullende informatie over lithium-accu's
• De Li-Ion-accu's die in dit apparaat zijn geïnstalleerd, vereisen speciale zorg tijdens het
laad-/ontlaadproces, bedrijf en gebruik.
• De accu nooit vernietigen of beschadigen, niet laten vallen of met voorwerpen aansteken.
Bescherm de accu tegen mechanische belastingen. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Zorg ervoor dat het apparaat niet oververhit raakt tijdens gebruik, laden, ontladen, transport
en opslag. Plaats het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen en bescherm het tegen
direct zonlicht. Als het apparaat oververhit raakt, bestaat er risico op brand en explosie!
• Het apparaat mag niet heter worden dan +60°C.
• Als het apparaat beschadigd of als de behuizing opgeblazen/gezwollen is, stop dan meteen
met het gebruik van het apparaat. Niet opladen. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
Overzicht van de onderdelen
9
ERR
START
8
10
1 Knop voor laadstatusindicator en activering van LED-licht en powerbank-functie
2 Oplaadindicator
3 Veiligheidsomhulsel
4 LED-lamp
5 Micro-USB-laadingang „Ingang"
6 USB-laaduitgang „Uitgang"
7 Mechanisch gecodeerde aansluiting voor startkabel
8 MOSFET-behuizing met LED-statusindicator voor startbedrijf
9 Mechanisch gecodeerde connector voor snelstartsysteem
10 Poolklemmen (rood +, zwart -)
5 6
4
3
2
1
Inbedrijfstelling en laden
• Het snelstartsysteem moet vóór gebruik volledig zijn opgeladen.
• Voor het opladen worden conventionele USB-snelopladers met een laadstroom van ten min-
ste 1 A aanbevolen. Een uitgangslaadstroom van ten minste 1,5 A wordt aanbevolen, omdat
dit de oplaadtijd verkort.
• Sluit de USB-oplader (niet meegeleverd) aan met de meegeleverde laadadapterkabel.
• Steek de Micro-USB-kabel in de Micro-USB-oplaadaansluiting „Ingang" (5).
• Zodra uw USB-oplader voldoende laadstroom levert, wordt het oplaadproces aangegeven
door de LED's in de laadstatusindicator (2), die één voor één oplichten.
• Als alle 4 LED's van de laadstatusindicator oplichten c.q. continu branden, dan is het op-
laadproces voltooid.
• Ontkoppel de laadkabel van het startsysteem.
• Door kort op de activeringsknop (1) te drukken, wordt de huidige laadstatus weergegeven.
Weergave
Betekenis
7
4 LED's
Het startsysteem is volledig opgeladen en kan zonder beperking worden
gebruikt.
3 LED's
Het startsysteem is tot 75% opgeladen en kan zonder beperking worden
gebruikt.
2 LED's
Het startsysteem is tot 50% opgeladen Gebruik is alleen mogelijk als po-
werbank of LED-licht.
1 LED
Het startsysteem is tot 25% opgeladen Gebruik is alleen mogelijk als po-
werbank of LED-licht.
0 LED's
Het startsysteem is niet klaar voor gebruik en moet worden geladen.
Bediening
a) Starthulpfunctie
Het snelstartsysteem kan een zwakke startaccu ondersteunen bij het starten van de motor.
Tijdens het opstarten is een zeer hoge stroom nodig. Het snelstartsysteem geeft verschillende
hoge stroompulsen af tijdens de opstartfase. Dit is meestal voldoende om een zwakke star-
taccu te ondersteunen.
Sluit de twee poolklemmen nooit kort. Dit ontlaadt het snelstartsysteem en bescha-
digt de accu.
Ga als volgt te werk voor het opstartproces:
• Controleer de oplaadstatus van het snelstartsysteem. Voor opstartondersteuning moeten
minimaal 3 LED's branden. Als er minder LED's branden, moet het snelstartsysteem eerst
worden opgeladen.
• Open de beschermkap (3) op het snelstartsysteem.
• Verbind de stekker (9) met de startkabel met de starterkabelaansluiting (7). De stekker is
mechanisch gecodeerd en past alleen op de juiste polariteit. Zorg voor een stevig en be-
trouwbaar contact.
• De groene LED-statusindicator in de MOSFET-behuizing (8) begint te knipperen.
• Verbind de rode poolklem (10) met de positieve pool (+) en de zwarte poolklem (10) met de
negatieve pool (-) van de autoaccu. Let op een goed contact. Draai de klemmen even heen
en weer om mogelijke oxidelagen op de polen af te schrapen.
• Nadat de verbinding tot stand is gebracht, brandt de groene LED na enkele seconden con-
tinu en klinkt er een korte pieptoon. Start nu uw auto binnen 30 seconden. Het snelstartsys-
teem geeft nu meerdere stroompulsen af tijdens de startfase. Deze zouden voldoende moe-
ten zijn voor het starten van de motor.
• Wanneer de motor start, koppelt u het snelstartsysteem los en koppelt u de startkabel los
van het snelstartsysteem. Sluit de aansluitingen weer af met de beschermkap.
• Als de motor niet start, koppelt u het snelstartsysteem ook los. Wacht ongeveer 5 minuten
en voer vervolgens nogmaals een startproces uit.
• Als de motor na drie pogingen nog steeds niet start, moet de starthulp worden gestopt. Er is
waarschijnlijk een defect in de autoaccu of een ander probleem. Laat het voertuig in dit geval
door een gespecialiseerde werkplaats controleren.
LED-statusweergave in MOSFET-behuizing (8)
Weergave
Groen knipperend
Groen continu licht met signaaltoon
Rood continue licht
Betekenis
Snelstartsysteem is gereed
Startmodus is geactiveerd
Aansluiting mislukt. Controleer alle contacten