OPMERKING:
AFVOER VAN HET OVERSTORTVENTIEL
NOOIT AFSLUITEN.
Tussen het overstortventiel en de koudwa-
teraansluiting (rechts) van de elektrische
boiler nooit accessoires inbouwen.
Wanneer de waterdruk 80% boven de maxi-
male druk van de boiler (6,4 bar) ligt, een re-
duceerklep installeren (afb. 11).
Wanneer de waterdruk op de boiler tot bo-
ven 6,4 bar toeneemt, wordt het overstort-
ventiel geactiveerd. Het ontsnappende
water moet worden afgeleid.
5.5
Elektrische aansluiting
GEVAAR:
Gevaar voor elektrische schokken!
▶ Voor werkzaamheden aan de elektrische
boiler moet het toestel van de elektri-
sche voeding worden gescheiden (zeke-
ring of andere).
Alle regel-, bewakings- en veiligheidsinrichtingen van het toe-
stel zijn intensief getest en bedrijfsgereed.
VOORZICHTIG:
Stroombeveiliging!
▶ Het elektrisch schema moet voor de boi-
ler een aparte aansluiting hebben en
door een 30-mA-FI-schakelaar en aar-
ding zijn beveiligd.
De elektrische aansluiting moet voldoen aan
de nationale voorschriften betreffende de
elektrotechnische installatie.
▶ Boiler daarna via een connector met de aarding op het net
aansluiten.
5.6
Ingebruikname
▶ Controleer de correcte installatie van de boiler.
▶ Open de waterkranen.
▶ Open alle warmwaterkranen en ontlucht de waterleidingen
volledig.
Tronic 4000 T | Tronic 6000 T – 6 720 890 763 (2023/06)
▶ Controleer de lekdichtheid van alle verbindingen en vul de
boiler geheel.
▶ Boiler aansluiten op de elektrische voeding.
▶ Informeer en instrueer de klant over de werking en bedie-
ning van de boiler.
6
Bediening
2
Afb. 12
Gebruikersinterface
[1] Bedrijfslampje
[2] Temperatuurregelaar
VOORZICHTIG: De eerste inbedrijfstelling
van de boiler moet door een installateur wor-
den uitgevoerd. Deze levert de klant alle in-
formatie, die nodig is voor het optimaal
gebruik van het toestel.
6.1
Toestel in-/uitschakelen
Inschakelen
▶ Boiler daarna via een connector met de aarding op het net
aansluiten.
uitschakelen
▶ Koppel de boiler los van het elektriciteitsnet.
6.2
Instellen warmwatertemperatuur
Wanneer de watertemperatuur de gewenste
waarde bereikt, wordt het verwarmen door
de boiler onderbroken en gaat het bedrijfs-
lampje uit (afb. 12, [1]). Wanneer de water-
temperatuur onder de ingestelde
temperatuurwaarde ligt, wordt het verwar-
men door de boiler zolang voortgezet (be-
drijfslampje brandt) tot de ingestelde
temperatuur is bereikt.
De uitlaattemperatuur van het water kan via de temperatuurre-
gelaar tot 70 °C worden geregeld.
Bediening
1
6720818520-03.1V
13