De bus gecombineerde rook- en warmtedetector JA-111ST-A
aan te geven, dat de detector nog niet geregistreerd werd in het
systeem.
Schakel altijd de stroom uit bij het
aansluiten van de detector op de digitale
bus van het systeem.
5. Ga
verder
volgens
de
bedieningspaneel.
a. Ga naar de software F-Link, selecteer de gewenste positie in
het venster Apparaten en start de registratiemodus door te
klikken op de optie Registreren.
b. Klik op de selectie "Scan/nieuwe BUS-apparaten toevoegen"
en selecteer deze detector uit de aangeboden lijst en
dubbelklik erop om uw keuze te bevestigen. De gele LED-
indicator gaat uit.
6. Plaats de detector in de plastic basis. De detector kan in de basis
slechts in één positie worden geplaatst. Deze is gemarkeerd met
pijlen (4) op beide kunststofdelen. Vergeet bij het plaatsen van de
detector niet, dat de aansluitdraden de werking van de testknoppen
niet mogen beperken.
7. Stel
de
detectorfunctie
Detectorinstellingen.
Opmerkingen:
We raden u aan om de sticker met de productiecode (6) te
verwijderen, voordat u deze op de montageplaat plaatst. Plak
hem op een stuk papier en noteer de locatie van het apparaat
voor een betere identificatie van een specifiek apparaat tijdens
registratie met de software F-Link.
De detector kan ook worden geregistreerd door deze te plaatsen
in de montageplaat en te vergrendelen door hem te draaien met
de klok mee, als de registratiemodus is open.
De module kan ook worden geregistreerd in het systeem door
zijn productiecode (6) in te voeren in de software F-Link of met
gebruik van een streepjescodescanner. Alle nummers vermeld
onder
de
streepjescode
(1400-00-0000-0001).
De detector kan ook worden bedreven zonder batterijen. Zijn er
in het apparaat geen batterijen, dan stemt het niet overeen met
de norm EN14604. Voordat u de detector in de montagebasis
plaatst, verwijdert u de rode blokkeringslipjes van het
detectorlichaam.
De
montageplaat
vervangen met dezelfde platen bedoeld voor de detector, die
wordt getest door te drukken op zijn lichaam (die dan werkt als
testschakelaar).
Als de gele LED permanent brandt, kan de detector niet worden
geregistreersd en indiceert een fout van de bekabeling. Wij
recommanderen dringend de BUS-kabels te controleren.
Instelling van de detector
De eigenschappen van de detector kunnen worden ingesteld in het
venster
Devices
in
de
software
gemarkeerd met het symbool *):
De optie Reactie in het venster Apparaten staat u toe om het type
reactie van het systeem op de activering van de geregistreerde detector
in te stellen.
Maak voor het instellen van de detectoreigenschappen gebruik van
de knop Interne instellingen. Dit opent een venster, waarin u interne
instellingen en het gedrag van de detector kunt instellen.
Reactie: activeert de instelling, of de detector moet reageren op
alleen rook, alleen temperatuur, rook of temperatuur, rook en
temperatuur tegelijkertijd; zie de volgende tabel voor meer informatie:
Rook
Temperatuur
*Rook of temperatuur
Rook
en
temperatuur
tegelijkertijd
De warmteklasse EN54-5 bepaalt de reactiesnelheid van de detector
op temperatuurstijgingen.
op temperatuurveranderingen. Het apparaat
moet reageren binnen 1 min 40 sec, als de temperatuur 30 °C/s
bereikt.
apparaat moet reageren binnen 2 min 25 sec, als de temperatuur
30 °C/s bereikt. Deze detectorinstellingen hebben een hoge
immuniteit tegen valse alarmen in problematische installaties.
Afwijkende akoestische alarmindicatie:
Bron van akoestische indicatie: Stelt vooraf de bron van de
akoestische indicatie van een brandalarm in gesignaleerd door de
detector
(Uitgeschakeld,
*
systeemalarmen, Alleen systeem).
De gecombineerde rook- en warmtedetector JA-111ST-A BUS
installatiehandleiding
voor
vooraf
in
volgens
het
hoofdstuk
moeten
worden
ingevoerd
mag
alleen
worden
F-Link
(standaardinstellingen
EN 14604, EN 54-7
EN 54-5
EN 14604, EN 54-5, EN 54-7
op temperatuurveranderingen. Het
Alleen
eigen
alarm,
Eigen
Tijdsbeperking van akoestische indicatie: Een optie, die dient voor
de tijdslimiet van de akoestische indicatie van een brandalarm door de
detector; optioneel van 1 tot 5 minuten of Geen limiet (* 4 min).
Brandalarmindicatie vanuit secties: Bepaalt, vanuit welke secties
brandalarmen worden aangegeven.
Andere akoestische alarmindicatie:
Geef een ander type sectiealarm aan: Selectie van de sectie,
het
waarvoor andere alarmtypes en indicaties worden gesignaleerd.
Alarmreactie: Bepaalt, wanneer de detector aangeeft volgens het
signaal van de *IW (Interne waarschuwing) of EW (Externe
waarschuwing).
Tijdsbeperking van akoestische indicatie: Geen limiet, 1, 2, 3, *4,
5 minuten. Wanneer de optie Geen limiet wordt geselecteerd, betekent
dit dat de tijd genomen wordt uit de systeemparameters. Let op: de
maximale alarmduur in het systeem bedraagt 20 minuten.
Het stoppen van de systeemsirenes door het indrukken van de
detector: Deze optie maakt het mogelijk te kiezen hoe te reageren, als
de akoestische indicatie van een alarm vanuit de systeemsirenes
beëindigd kan worden door de detector te drukken tegen de basis van
de detector. U kunt kiezen uit de volgende opties: * Uitgeschakeld
tijdens zijn eigen alarm, tijdens een systeemalarm, Ingeschakeld.
Batterijen: Kies het type gebruikte batterijen (* alkaline, lithium) of
werking zonder batterijen (de detector controleert niet de status van de
geplaatste batterijen).
Test: Door te klikken op deze knop van de detector wordt een zelftest
(autotest) uitgevoerd. Het resultaat wordt aangegeven met een groene
en als u hetzelfde resultaat krijgt, moet de detector verstuurd worden
naar de servicecenter.
Optische
detector:
detectiekamer, wordt een alarm geactiveerd en optisch aangegeven
met een knipperende rode LED (ong. 8x per sec.) en, indien
geactiveerd,
ook
met
detectorinstellingen. Indicatie vindt plaats, totdat de ruimte eromheen of
de detectiekamer wordt geventileerd.
Temperatuurdetector: Wanneer de temperatuur stijgt boven een
bepaalde limiet, wordt een alarm geactiveerd en optisch aangegeven
met een knipperende rode LED (ong. 8x per sec.) en, indien
geactiveerd,
ook
met
detectorinstellingen. De indicatie vindt plaats, totdat de temperatuur
verlaagd wordt door bijvoorbeeld ventilatie.
Het stoppen van de sirene tijdens een alarm: De sirene kan
worden uitgezet door het detectorlichaam te drukken tegen de basis. De
sirene blijft inactief gedurende 10 minuten. Als de melder na deze tijd
nog steeds rook of hitte detecteert, wordt de sirene opnieuw
geactiveerd. Wanneer dit nodig is (bijvoorbeeld in het geval van een
detectorstoring), is het mogelijk de reactivering van de sirene uit te
stellen voor maximaal 12 uur. Dit kan gedaan worden door opnieuw op
de detector te drukken gedurende 5 s na het stoppen van de sirene.
Wanneer de detector piept, moet u de druk binnen 1 seconde opheffen.
De omschakeling naar de uitgestelde sirenemodus wordt bevestigd met
5 pieptonen. De LED- detector knippert de hele tijd tijdens het uitstel.
Alarmgeheugen:
Indien
langzaam knipperen (ong. 2x per sec) gedurende 24 uur na het uitgaan
van het alarm. De indicatie wordt beëindigd door het uitvoeren van de
uitschakelingsprocedure op de al uitgeschakelde sectie, waar het alarm
werd geactiveerd.
Het alarmgeheugen in stand-alone modus de indicatie kan worden
beëindigd door het detectorlichaam tegen de muur te drukken.
Sabotegealarm: Wanneer het detectordeksel wordt geopend, stuurt
de
detector
een
sabotagesignaal
Om activering van het sabotagealarm te voorkomen, voer de
servicemodus in, voordat de detector wordt geopend.
Opmerking:
-
Wanneer de detector werkt in stand-alone modus, wordt een
alarm akoestisch en optisch aangegeven met geen optie om het
te veranderen.
Andere alarmen
De detector kan andere alarmen aangeven, niet alleen alarmen
geactiveerd door de detector zelf. Dit omvat alarmen zoals indringing,
sabotage, paniek, 24 uur en ook ten opzichte van de IW- en EW-
signalen. De instellingen staan u toe om specifieke secties en limieten
van de alarmduur te kiezen.
Opmerkingen:
De indicatie van andere alarmen wordt beïnvloed door
systeemparameters (d.w.z. Sirene bij gedeeltelijke instelling,
Sirene IW , wanneer geactiveerd door sabotage, ...).
Zijn eigen alarm heeft altijd een hogere prioriteit. Wanneer zijn eigen
alarm al wordt aangegeven, worden andere alarmen helemaal niet
en
aangegeven.
2 /3
Brandalarm
Wanneer
er
rook
binnendringt
een
akoestisch
signaal
een
akoestisch
signaal
ingeschakeld,
blijft
de
naar
het
bedieningspaneel.
in
de
volgens
de
volgens
de
LED-indicatie
MLW26100