9
BEDIENINGSINSTRUCTIES
BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE RUPSBANDEN
WAARSCHUWING
De hakselaar kan in de versnippermodus of in de rupsmodus worden gebruikt, maar beide modi kunnen
niet tegelijk worden ingeschakeld.
VERSNIPPERMODUS
De invoerwalsen krijgen voeding. De snijschijf draait maar de eenheid loopt stationair.
RUPSMODUS
De rupsbanden krijgen voeding. De snijschijf draait maar de invoerwalsen lopen stationair.
Met een hendel kunt u tussen de modi schakelen (zie de onderstaande afbeelding). Deze hendel
bevindt zich op het bedieningspaneel voor de aandrijving (zie de locatie van onderdelen op pagina 3)
en is voorzien van duidelijke markeringen.
Als de rupsmodus is geselecteerd, kunnen de twee bedieningskleppen van de rupsbanden worden
bediend. Deze sturen de rupsbanden aan weerszijden van de machine rechtstreeks aan. Het zijn
proportionele kleppen, wat wil zeggen dat de rupsbanden sneller gaan draaien naarmate de kleppen
verder open staan.
Verplaatsing is zowel bij een hoog als bij een laag toerental van de motor mogelijk.
Bij het manoeuvreren in krappe ruimten en bij het laden en lossen moet de motor
met een laag toerental draaien.
LET OP: Draai de invoerbak omhoog/
in gesloten positie voordat u de
rupsbandmodus selecteert om schade
te voorkomen.
U kunt de breedte van het
onderstel alleen aanpassen als de
modushendel in de versnippermodus
staat. De hendel voor aanpassing van de onderstelbreedte staat met een
veerspanning in de centrale positie (zie de afbeelding rechts). Hoe meer u de hendel
verplaatst, des te meer worden de rupsbanden aangepast. Als u de rupsbanden
wilt uitschuiven, beweegt u de hendel omhoog. Wilt u de rupsbanden inschuiven,
dan beweegt u de hendel omlaag.
Er zijn twee verplaatsingssnelheden die met de snelheidsschakelaars op het bedieningspaneel
kunnen worden geselecteerd. Met de hendel kan de snelheid verder worden ingesteld. Bij het
manoeuvreren in krappe ruimten, bij het laden en lossen en bij het opgaan van hellingen wordt
aanbevolen om snelheid één te gebruiken. Snelheid twee mag alleen worden geselecteerd bij
verplaatsing op een vlakke ondergrond.
ELEMENTEN VOOR AUTOMATISCHE BEDIENING
De elektronische bedieningseenheid (ECU) controleert met welke snelheid het materiaal in de
versnipperkamer wordt getrokken. Bij een toerental van de motor dat lager is dan het vooraf bepaalde
niveau, voorkomt de ECU dat de invoerwalsen in voorwaartse richting draaien. Dat gebeurt pas als de
rotorsnelheid boven het vooraf bepaalde niveau komt. Op dat moment beginnen de invoerwalsen
zonder waarschuwing te draaien. De terugloopfunctie werkt bij elke snelheid.
NOODSTOPVOORZIENING
In noodgevallen kan de TW 230VTR-hakselaar op twee manieren worden stopgezet.
DE WALSEN STOPPEN
Zodra u de rode veiligheidsstang activeert, worden de walsen onmiddellijk stopgezet. Om de walsen
opnieuw te starten, drukt u op de groene invoerknop of de blauwe terugloopknop.
DE MOTOR UITSCHAKELEN
Druk de rode knop boven op de motorkap in als de machine in noodgevallen volledig moet worden
stopgezet. Hierdoor wordt de motor in de kortst mogelijke tijd uitgeschakeld. De motor kan pas weer
worden gestart nadat u de knop hebt uitgetrokken en de hoofdcontactschakelaar hebt uitgeschakeld
om de machine te resetten.
LAAT DE HAKSELAAR NOOIT ZONDER TOEZICHT OP
EEN HELLING STAAN.
TIMBERWOLF
TW 230VTR
Rupsbanden
uit
Rupsbanden
in