1.6
Inbedrijfsname procedure
1.6.3 Inbedrijfsname procedure
Noteer alle gemeten waarden op het " Inbedrijfname formulier" (RF 05.03.02.).
Noteer eerst de algemene gegevens.
Controleer of het toestel overeenkomstig de voorschriften is geinstalleerd.
Controleer of de gasleiding de gevraagde gascapaciteit kan leveren.
Ga na of de gasleiding is ontlucht.
Controleer of de elektrische spanning overeenkomt met de opgave van de typeplaat.
Controleer of de ruimtethermostaat of eventuele afstandbedieningskast correct geinstalleerd is.
Controleer of de eventuele luchtkanalen en roosters correct zijn aangebracht.
Controleer vervolgens, na inschakeling van de elektrische spanning, de juiste draairichting van de :
-
ventilatormotor
-
brandermotor
-
rookgasventilatormotor ( indien aanwezig).
Meet vervolgens de opgenomen amperage's van de eerder genoemde motoren en controleer of deze waarden binnen de op de motoren
vermelde waarden vallen.
Overbelaste motoren veroorzaken ernstige schade, en doen de fabrieksgarantie vervallen.
Meet de voedingsspanning bij ingeschakelde motoren.
Indien het toestel is voorzien van luchtkanalen, meet de (externe)druk in het aanzuig- en het uitblaaskanaal.
Controleer of de totale externe druk overeen komt met de waarde op het typeplaat van het toestel.
Voer een zg. "droge start" uit, d.w.z. brander opstarten met een gesloten gaskraan.
Controleer functioneel tijdens de startfase de werking van de brander en de gasstookautomaat.
Open de gaskraan en stel de brander in bedrijf op vollast. Meet vervolgens de gasaanvoerdruk, brandergasdruk, stooktechnische waarden
zoals CO2, CO, NOx, rookgastemperatuur, verbrandingsluchtaanzuigtemperatuur, de schoorsteentrek en de branderluchtdruk.
Controleer of de zojuist gemeten waarden overeenkomen met de waarden volgens het meegeleverde inregelformulier RF 05. 03.01.
Plaatselijke omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat waarden onderling niet overeenkomen.
Het is dan noodzakelijk, om de goede werking van het toestel te kunnen garanderen, een uitgebreide ingebruikname aan te vragen bij de Mark-
Service afdeling.
Speciaal voor Hoog/ Laag -en Modulerende branders.
Hoog/ laag branders.
De laagstand van de brander bedraagt 67% van de vollast.
Controleer in de laagstand, de brandergasdruk, CO2, CO, NOx, rookgastemperatuur, verbrandingsluchtaanzuig –
temperatuur, de schoorsteentrek en de branderluchtdruk.
Modulerende branders.
Stel de brander af op 33% van de vollast en controleer in deze stand de eerder genoemde afstellingen.
Eventuele afwijkingen corrigeren en de oorzaak hiervan proberen te achterhalen.
Indien correcties moeten worden uitgevoerd, dienen deze te worden vermeld op het inbedrijfnameformulier
1.6.4 Luchtfilters
Indien in het systeem luchtfilters zijn opgenomen, dient men rekening te houden met vervuiling van het filter.
Mark B.V. adviseert te allen tijde een vuilfilterdrukschakelaar te monteren.
Deze schakelaar voorkomt oververhitting van de luchtverwarmer (maximaalthermostaat) en schade aan smeltpatronen bij toepassing van
eventuele brandkleppen.
Afstelling van de drukschakelaar "vuil filter" is de gemeten aanvangsdruk (schoon filter) vermeerderd met
80 Pa.
1.6.5 Bijlagen
Elektrisch schema Aan- Uit gasbrander.
Elektrisch schema Hoog- Laag gasbrander.
Elektrisch schema Modulerende gasbrander. 64454-nl-V2.
Afstelmaten gasvoerend binnenwerk
Afstelmaten gasvoerend binnenwerk
Afstelmaten gasvoerend binnenwerk
Tabel met technische gegevens.
Inbedrijfname instructie
Inbedrijfname formulier.
Voorbeeld inregelformulier.
8
64452-nl-V3.
64454-nl-V2.
MG 75
MG 210
MG 500.