Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voeding Voor Isdn-Telefoons - NetworX NX-570 Programmeerhandleiding

Isdn communicatie
Inhoudsopgave

Advertenties

Handleiding NX-570
Hiervan worden er 2 aders gebruikt voor zenden (TX, Transmit) van gegevens en 2 aders voor ontvangen
(RX, Receive) van gegevens. Tussen beide adergroepen (TX en RX) staat de voedingsspanning voor de
telefoons. Bij het uitvallen van de netspanning op de NT1 wordt de polariteit van de voedingsspanning
omgedraaid. Door het omdraaien van de voedingsspanning zien de aangesloten toestellen dat er geen
netspanning meer is. In deze toestand mag er slechts een lage stroom worden afge-nomen. Deze stroom is
in de regel genoeg voor één ISDN-telefoon. Dit zal hieronder nog worden toegelicht.

Voeding voor ISDN-telefoons

Bij het aansluiten van ISDN-telefoons moet rekening worden gehouden met de spanningsvoorziening.
De S-Bus biedt een dergelijke spanningsvoorziening voor maximaal 4 ISDN-telefoons. Op de plaats waar de
ISDN-lijn binnenkomt wordt een noodzakelijke NT1 geplaatst (Network Termination 1) die op het stopkontakt
wordt aangesloten. Alleen nieuwere NT1's, bijvoorbeeld model S1, hebben een ingebouwde voeding, bij
oudere NT1's moet een losse externe voeding worden aangeschaft. Dit geldt voor de modellen A1 (IAS-412
en IAS-415). De aangesloten ISDN-telefoons betrekken nu hun benodigde spanning via de bekabeling van
de S-Bus uit de NT1. Op de S-Bus mogen maximaal 4 ISDN-telefoontoestellen aangesloten worden die alle
4 hun spanning uit de NT1 betrekken. Sommige ISDN-telefoons betrekken hun spanning niet via boven-
genoemde methode uit de NT1 maar hebben een eigen netspanningsadapter. In dat geval hoef je de stekker
van de NT1 dus niet in het stopkontakt te steken. Verder beschikken ISDN-centrales of 2a/b adapters zelf
over een voeding. Als je een ISDN-centrale met interne S-Bus hebt geldt wederom de beperking dat je maar
4 ISDN-toestellen op de interne S-Bus mag aansluiten. Eén van de 4 telefoontoestellen mag als 'noodtoestel'
zijn geschakeld. Het toestel moet daarvoor wel geschikt zijn. Om het toestel als noodtoestel te laten
functioneren moet meestal een apart schakelaartje op het toestel omgezet worden. Als de 220V uitvalt kan
alleen dit noodstroomtoestel nog werken. Vaak zijn dan bepaalde functies zoals handsfree bellen niet meer
mogelijk. Als de netspanning wegvalt moet de NT1 nog minimaal 420 mWatt leveren. De terminal mag
echter slechts 380 mWatt opnemen aan vermogen, het restant is reserve voor kabelverliezen en dergelijke.
Met dit vermogen kan één ISDN noodstroom-apparaat nog net functioneel blijven.
Welke kabel gebruiken voor ISDN?
Kabels worden in verschillende groepen ingedeeld afhankelijk van de snelheden die er mee gehaald kunnen
worden. Een speciaal soort kabel dat meestal voor ISDN wordt gebruikt is UTP, Unshielded Twisted Pair.
Soms wordt STP gebruikt (Shielded Twisted Pair) met extra afscherming. Een afscherming heeft alleen nut
als deze aan beide kanten aan massa kan worden gelegd, met ISDN-connectoren ligt dat een beetje
moeilijk. Doe je dat niet dan heb je alleen maar nadeel van die afscherming (capacitieve koppeling). In plaats
van UTP kan wel FTP gebruikt worden (Foiled Twisted Pair). Deze bekabeling (Cat-5) haalt hoge snelheden
tot 155 MBps en hoeft bij grote bedrijven niet in aparte goten te liggen ten opzichte van de stroom-
bekabeling. FTP kan net als UTP voor zowel telefonie als data worden gebruikt. In plaats van UTP kan ook
ronde kabel worden gebruikt, ook wel norm88 genoemd. Die norm88 is een norm voor de twisting van de
aders. Dergelijke norm88 is er als 1x4 (4 aders) en 1x8 (8 aders). De aders van norm88 zijn niet per paar
maar als geheel getwist. Let er op dat er bij 1x8 norm88 kabel géén 2 S-Bussen of een S-Bus en analoge
bedrading tegelijkertijd door heen lopen, dit geeft storingen. Verder is het aanbevelenswaardig om gewoon
op elke S-Bus een afsluitweerstand aan te brengen. De verlengblokjes zijn intern afgesloten met een
afsluitweerstand, en worden vaak gebruikt om apparatuur aan te sluiten op een grotere afstand dan de 10
meter van outlet naar terminal. Deze afstand dient echter te worden opgeteld bij de totale lengte van de S-
bus. Flatcable is ongeschikt omdat hier geen twisting in zit! Dergelijke kabel is daardoor veel gevoeliger voor
storingen. Bovendien hebben dergelijke kabels een andere impedantie en ander elektrische karakteristieken.
Voor het aanzetten van de RJ45 pluggen op de kabel is een speciale tang nodig. Meestal kunnen die tangen
tevens voor RJ11 en RJ12 worden gebruikt. De volgende tabel geeft een overzicht van te gebruiken kabel.
Welke kabel voor welke afstand?
Afstand Kabelkeuze S-Bus
0-10m
Gebruik voor deze korte afstanden UTP of standaard 4-aderig ronde norm88 kabel..
Gebruik UTP-kabel van categorie 3 of hoger. Het geeft weinig verbetering om kabel van
10-30m
een hogere categorie te nemen (bijvoorbeeld Cat-5). UTP Cat-5 is wel handig als je een
netwerk over dezelfde kabel wilt laten lopen (al is dit laatste niet aan te raden).
30-100m
Gebruik hier UTP-kabel Cat-3 of hoger.
Bij afstanden tot 25 meter is een afsluitweerstand meestal niet nodig. De RJ-45 connector zit al op de kabel,
een beschermnopje zorgt ervoor dat de connector niet beschadigd raakt bij het trekken van de kabel. Om
meerdere apparaten aan te sluiten is het slim een splitser aan te schaffen voor bijvoorbeeld 1 naar 4
apparaten.
NP0093.3
10-10-2000
21

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave