Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Instelling Van De Eindschakelaar; Onderste Afschakelpositie; Bovenste Afschakelpositie - GFA ELEKTROMATEN SE Handleiding

Mechanische; deltadoors
Inhoudsopgave

Advertenties

INSTELLING VAN DE EINDSCHAKELAAR

Met het instellen van de bedrijfseindschakelaar wordt de uitschakelpositie van de deur boven
en beneden vastgelegd.
Voor het instellen moet de ELEKTROMAT
eindschakelaar (fig. 2: eindschakelaarprint met 7 eindschakelaars) met de eindschakelaars
is toegankelijk na het afschroeven van de kap van de eindschakelaar. Indien nog geen externe
besturingselementen zijn aangesloten, kan de deur bij meegeleverde omkeerschakelaar via
de ingebouwde OPEN, DICHT en STOP-toetsen (S11-13) in dodemanswerking worden
bewogen.
Bij het bedienen van de toets S11 moet de deur opengaan, anders moeten de beide fasen
L1 en L2 in stroomloze toestand aan de omkeerschakelaar worden verwisseld.

Onderste afschakelpositie

Voor het instellen van de eindschakelaar voor de
onderste afschakelpositie moet men als volgt te werk
gaan (fig. 1):
- deur sluiten
- schakelnok (1) van de eindschakelaar „DICHT" op
het midden van de schakeldrukker (2) draaien en
met de bijgevoegde inbussleutel de schroef van de
grove instelling (3) vastdraaien
- deur openen, totdat de eindschakelaar „DICHT"
weer terugschakelt
- deur weer sluiten
- onderste afschakelpositie evt. corrigeren door aan
de schroef voor fijne instelling (4) te draaien; deze
stelschroef kan met de bijgevoegde inbussleutel
van beide kanten worden versteld
- de eindschakelaar „NOOD DICHT" is reeds auto-
matisch ingesteld door de positie „DICHT" op de
eindschakeling.
- het schakelpunt voor de eindschakelaar „NOOD-
DICHT" moet evt. via de schroef voor de fijne instelling
nog zodanig worden gecorrigeerd, dat de deur ook
bij verwisselen van de draairichting of uitval van de
bedrijfseindschakeling toch zonder risico stopt.

Bovenste afschakelpositie

Nadat de deur is geopend worden de „OPEN" resp.
„NOOD OPEN" eindschakelaars analoog met de
instelling van de onderste afschakelpositie ingesteld.
VEILIGHEIDSSTROOMCIRCUIT
De klemmen 21 tot 28 op de printplaat van de eindschakelaars (fig. 2) zijn gereserveerd voor
het veiligheidsstroomcircuit. Een onderbreking in dit circuit zorgt ervoor dat de stuurstroom
wordt onderbroken. Een elektrische aandrijving is dan niet meer mogelijk.
De klemmen 25 tot 28 op de printplaat van de eindschakelaars zijn bezet met de
veiligheidsschakelaar van de nood-handbediening resp. de thermische beveiliging van de
motor.
De klemmen 21 tot 24 op de printplaat van de eindschakelaars zijn voorzien van bruggen. In
plaats van deze bruggen kunnen extra veiligheidsschakelaars worden aangesloten.
elektrisch aangesloten zijn. De printplaat van de
®
Fig. 1: Eindschakelnok
Fig. 2: Printplaat
M 10
52940004

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Se 9.24 wsSe 9.24Se 9.30Se 14.21

Inhoudsopgave