Installatie en aansluiting
Bodem
Bevestiging
E
F
D
C
B
A
E
B
A
Watertoevoeraansluiting
De machine moet stevig bevestigd worden op een vlakke bodem (sokkel in metaal,
beton of vaste grond). De verankering moet gebeuren op de voorziene plaatsen
(A) in het voetstuk.(Zie 2. Afmetingen )
De machine moet waterpas geplaatst worden, en om op een eenvoudige manier
onderhoudsbeurten te kunnen uitvoeren, is het aangewezen een minimum afstand
van 600mm tussen de muur en de achterzijde van de machine te voorzien.
Bij het plaatsen van meerdere machines naast elkaar, moet er minimum 30mm tussen
de machines zijn.
Op metalen sokkel
D
De machines worden bevestigd op een metalen sokkel die stevig vastgeankerd
C
werd op een betonnen sokkel.
A: Ingietbout M12 (WE55/73/95), M16 (WE110/132/165)
B: Beton (WE55/73: 20cm, WE95/110: 30cm, WE132/165: 40cm)
C: Rondsel 40x17x4
G
D: Moer M12 (WE55/73/95), M16 (WE110/132/165)
E: Voetstuk machine
F: Metalen sokkel
Direct op de grond
De machines moeten bevestigd worden rechtstreeks op een betonnen sokkel.
D
A: Ingietbout M12 (WE55/73/95), M16 (WE110/132/165)
B: Beton (WE55/73: 20cm, WE95/110: 30cm, WE132/165: 40cm)
C
C: Rondsel 40x17x4
D: Moer M12 (WE55/73/95), M16 (WE110/132/165)
Bij de machine worden slangen geleverd met 3/4" aansluitingen, die passen op de
waterinlaten van de machine en de aansluitkranen op de waterleiding. Om een goede
werking van de inlaatventielen te waarborgen moet de waterdruk van de voedings-
leiding tussen 0,5 en 10 kg/cm
wordt de programmatijd abnormaal lang.
Bij machines die gevoed zijn met warm water moet er steeds voldoende warm water
van 90°C beschikbaar zijn:
WE 55: 50 l.
WE 73: 65 l.
WE 95: 80 l.
(7 en 145 psi) liggen. In geval van een te lage druk
2
WE 110: 90 l.
WE 132: 120 l.
WE 165: 140 l.
3
8