NL
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN (3/6)
27. Beklim het apparaat niet. Ga er niet op zitten.
28. Stop geen vingers of andere objecten in de luchtuitlaat.
29. Raak de luchtinlaat of de aluminium wieken van het apparaat niet
aan.
30. Gebruik het apparaat niet nadat deze is gevallen, beschadigd is
geraakt of tekenen vertoont van storingen.
31. Reinig het apparaat niet met chemische middelen.
32. Houd het apparaat ver uit de buurt van vuur en ontvlambare of
explosieve objecten.
33. Het apparaat dient te worden geïnstalleerd volgens de geldende
voorschriften voor bekabeling.
34. Gebruik alleen de door de producent aanbevolen manieren voor
het versnellen van het ontdooiingsproces of voor het reinigen.
35. Bewaar het apparaat in een kamer zonder bronnen die continu
draaien (bijvoorbeeld: open vuur, een werkend gasapparaat of een
werkende elektrische kachel).
36. Sla het apparaat zo op dat er geen mechanische schade kan
ontstaan.
37. Doorboor of verbrand het apparaat en haar onderdelen niet, ook
niet na gebruik.
38. Onthoud dat koelmiddelen geen geur hoeven te hebben.
39. Bescherm de leidingen tegen fysieke schade. Installatie is verboden
in niet geventileerde ruimtes kleiner dan 12m².
40. Leef de geldende regelgeving voor gas na.
41. Houd de vereiste ventilatieopeningen vrij.
42. Sla het apparaat op in een goed geventileerde ruimte met dezelfde
afmetingen als de ruimte waar de airco voor bedoeld is.
Mobiele Airconditioner - Nederlandse handleiding
27