markeringen ligt. De markeringen zijn optioneel, maar maken het visueel mogelijk om
eventuele onregelmatigheden tijdens de regeneratie op te merken die kunnen leiden tot
inefficiëntie van de ontharder.
12. Wanneer de pekelbak volledig is bijgevuld en vol is met zout, stel dan de veiligheidspekelklep
in de pekelbuis af. Zorg ervoor dat de overloopelleboog boven het vlotterniveau en het
afvoerpunt is gemonteerd.
13. Voer, nadat de ontharder enkele minuten in bedrijf is geweest, een hardheidsproef uit op het
uitgangswater, om te verifiëren of het water volgens de vereisten behandeld is.
7.1.2
Activeren van een meervoudig kleppensysteem (systemen 5, 6, 7, 8, 9 en
14)
1. Volg de voorgaande procedure voor elke druktank van het systeem.
Info
Programmeer om tijd te besparen eerst alle tanks als enkel systeem 4.
Ga verder met het opstarten zoals hierboven beschreven voor elke tank, programmeer
het juiste systeemtype en de juiste klepadressen (alleen NXT, NXT2 beschikt over
automatische klepadressering) en eventuele instel/schakelpunten in het geval van
systeem 14.
7.1.2.1
Parallelle systemen
Nadat het opstarten is voltooid en het systeem is gesynchroniseerd overeenkomstig het
systeemtype programma, pas dan in de diagnosemodus de resterende capaciteiten van de
druktanks handmatig aan per tank (NXT) of in de programmeermodus (NXT2). Als de capaciteit
van alle tanks in bedrijf na het opstarten gelijk is, kan het systeem in de ongewenste situatie
terechtkomen waarbij meerdere tanks tegelijkertijd volledig zijn verzadigd, wat gedurende een
korte periode een onzekere kwaliteit van het behandelde water veroorzaakt. Dit kan worden
voorkomen door de capaciteiten van de verschillende tanks bij het opstarten handmatig te
balanceren. Merk op dat deze bewerking tijdens de levensduur van het systeem mogelijk
regelmatig moet worden uitgevoerd.
Voorbeeld:
Hierbij gaan we uit van een triplex systeem 5 of 9. De klep met adres 1, wordt in de
diagnosemodus ingesteld met een restcapaciteit van 50% van de werkelijke capaciteit (NXT) of in
de programmeermodus (NXT2). De klep met adres 2 wordt ingesteld op 75% en de klep met adres
3 behoudt zijn werkelijke capaciteit. (afhankelijk van het harsvolume kunt u er ook voor kiezen om
de balancering in te stellen op 33%, 66% en 100%). De tanks in bedrijf bereiken de verzadigde
toestand op verschillende momenten.
Zodra de regeneratie voltooid is, start elke tank de cyclus opnieuw met 100% van zijn
geprogrammeerde capaciteit.
De resterende capaciteitsaanpassing in de diagnosemodus (NXT) of in de programmeermodus
(NXT2) is alleen geldig voor de huidige cyclus, de aanpassing beïnvloedt of wijzigt niet de
geprogrammeerde systeemcapaciteit.
Ref. MKT-IM-002 / H - 16.01.2023
Installtiehandleiding Fleck 2910 NXT/NXT2 - Inbedrijfstelling
131 / 182