3. P regeling met vaste referentie
Ref
Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld
en als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, kan
het noodzakelijk zijn om instelling 3 (of 4 voor vlottende
condensatiedrukregeling) toe te passen.
Als mode '1' maar in dit geval moet met een stijgende afwijking
van de referentie (setpoint) rekening gehouden worden
aangezien de regelaar het verschil tussen de werkelijke
4. P regeling met vlottende referentie
Ref
Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld en
als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, kan het
noodzakelijk zijn om instelling 4 (of 3 voor een vaste referentie)
toe te passen.
Als mode '2' maar in dit geval moet met een stijgende afwijking
van de referentie rekening gehouden worden aangezien de
regelaar het verschil tussen de werkelijke condensatietemperatuur
en de werkelijke buitentemperatuur gebruikt om te bepalen
hoeveel ventilatoren moeten worden ingeschakeld. (De eerste
Belangrijke instellingen voor het voorkomen van ongewenste alarmen
Wanneer r33 = 1 of 2:
Stel de 'Pc ref. max' (r30) in op minimaal 5 K onder de 'Pc max' (A30)
Wanneer r33 = 3 of 4:
Stel de 'Pc ref. max' (r30) in op minimaal (XP waarde +5 K) onder de 'Pc max' (A30).
AK-PC 530
Handleiding RS8EJ310 © Danfoss 05-2010
condensatietemperatuur en de ingestelde referentie gebruikt om
te bepalen hoeveel ventilatoren moeten worden ingeschakeld.
Het aantal ventilatorstappen wordt verdeeld over de Xp (n04)
waarde. De aanbevolen instelling voor de Xp waarde is de delta T
van de condensor, meestal 10 tot 15 K. Het in- en uitschakelen van
de ventilatoren is te zien in bovenstaande tekening.
Als de volledige condensorcapaciteit frequentie geregeld is, zal de
regeling plaatsvinden volgens de stippellijn.
'r56' graden worden overgeslagen, omdat de mogelijkheid moet
blijven bestaan om met de condensor onderkoelde vloeistof te
creëren).
Het aantal ventilatorstappen wordt verdeeld over de Xp (n04)
waarde. De aanbevolen instelling voor de Xp waarde is de delta T
van de condensor, meestal 10 tot 15 K. Het in- en uitschakelen van
de ventilatoren is te zien in bovenstaande tekening.
Als de volledige condensorcapaciteit frequentie geregeld is, zal de
regeling plaatsvinden volgens de stippellijn.
23