Als u Master HDP hebt geselecteerd, doet u het volgende:
• Om het masterwachtwoord voor vaste schijf te wijzigen, typt u het huidige wachtwoord in het veld Enter
Current Password. Typ daarna het nieuwe masterwachtwoord voor de vaste schijf in het veld Enter
New Password en typ het wachtwoord nogmaals in het veld Confirm New Password. Druk op Enter,
het venster Setup Notice wordt geopend. Druk op Enter om het venster Setup Notice te verlaten. Het
masterwachtwoord voor de vaste schijf is gewijzigd.
• Om het masterwachtwoord voor vaste schijf te verwijderen, typt u het huidige wachtwoord in het
veld Enter Current Password. Vervolgens laat u het veld Enter New Password en Confirm New
Password leeg en drukt u op Enter. Het venster Setup Notice wordt geopend. Druk op Enter om het
venster Setup Notice te verlaten. Zowel het gebruikerswachtwoord als het masterwachtwoord voor
de vaste schijf wordt gewist.
Supervisorwachtwoord
Het beheerderswachtwoord beveiligt de configuratiegegevens die zijn opgeslagen in het programma
ThinkPad Setup. De configuratie van de computer kan uitsluitend worden gewijzigd door iemand die dit
wachtwoord kent. Het biedt de volgende bescherming:
• Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, wordt u om dit wachtwoord gevraagd zodra u probeert
het programma ThinkPad Setup te starten. Gebruikers die het wachtwoord niet kennen, krijgen geen
toegang tot de configuratiegegevens.
• De systeembeheerder kan met het beheerderswachtwoord toegang krijgen tot computers waarop de
gebruikers zelf een systeemwachtwoord hebben ingesteld. Het beheerderswachtwoord gaat namelijk
vóór het systeemwachtwoord.
• Als er zowel een beheerders- als een systeemwachtwoord is ingesteld, kunt u het volgende alleen doen
als u het beheerderswachtwoord kent:
– Het systeemwachtwoord wissen
– Het beheerderswachtwoord wijzigen of wissen
– De functie Wake on LAN in- of uitschakelen
– De functie Internal Network Option ROM in- en uitschakelen
– Datum en tijd wijzigen
– De functie voor het vergrendelen van de UEFI BIOS-instellingen in- of uitschakelen
– Het wachtwoord bij onbewaakt opstarten in- of uitschakelen
– De minimumlengte voor systeemwachtwoorden en vaste-schijfwachtwoorden opgeven
– De instelling van de beveiligingschip wijzigen
– De functie voor het afbeelden van de lijst van opstartapparaten met de knop F12 in- of uitschakelen
– De functie Opstartvolgorde vergrendelen in- en uitschakelen
– De functie waarbij de eindgebruikers het Flash BIOS kunnen bijwerken in- of uitschakelen
– Het ingebouwde netwerkapparaat in- en uitschakelen
– De ingebouwde functie voor draadloze communicatie in- en uitschakelen
– Het ingebouwde Bluetooth-apparaat in- en uitschakelen
– De beveiligingswerkstand in- en uitschakelen
Opmerkingen:
• Om het beheer te vereenvoudigen, kan de systeembeheerder op meerdere ThinkPad-notebookcomputers
hetzelfde beheerderswachtwoord instellen.
49
.
Hoofdstuk 4
Beveiliging