H8-420-03-01Ä
2.5
Opstelling en aansluiting
Voor de opstelling van koel- en diepvriesapparaten bieden droge, goed beluchte ruimtes de beste con-
dities.
Om het stroomverbruik laag te houden moeten de apparaten niet naast een fornuis of de verwarming
worden geplaatst. Directe zonnestraling is te vermijden.
Koel- en diepvriesapparaten worden bij opstelling in de keuken zo geplaatst dat ze in de werkomgeving
passen. Let erop dat de deur van het apparaat zo opengaat dat u ongehinderd kunt werken.
Diepvriezers – in het bijzonder de diepvrieskist – kunnen ook in de kelder of in de voorraadkamer worden
opgesteld. Als deze ruimten vochtig zijn, verdient een model met condensor aan de buitenkant de voor-
keur.
Voor koel- en diepvriesapparaten bestaan er verschillende klimaatklassen die bepalen bij welke omge-
vingstemperaturen de apparaten probleemloos werken:
-
Normaal "N":
-
Uitgebreid Normaal "SN":
-
Subtropen "ST":
-
Tropen "T":
(bron: DIN 8950)
Het symbool voor deze gebruiksgrenzen staat op het typeplaatje vermeld. De in Duitsland gebruikte
koel-/diepvriesapparaten behoren bijna uitsluitend tot de klasse "N", d.w.z. het opstellen in een ruimte
waarin gedurende langere tijd een temperatuur van minder dan +16 °C of meer dan 32 °C kan heersen,
moet worden vermeden omdat de temperatuurregeling van de apparaten dan niet meer correct functio-
neert. Dat heeft vooral op koelkasten met verdampervak en koel-/diepvriescombinaties met slechts een
koelkringloop een negatieve invloed.
Diepvriezers werken slechts tot een omgevingstemperatuur van ca. 0 °C correct.
Er moet in geen geval een opstellingsplaats worden gekozen waar temperaturen van meer dan +32 °C
optreden.
Koelkasten en diepvriezers hebben een stekker en worden op een geaarde contactdoos aangesloten.
De aansluitwaarde bedraagt bij koelkasten ca. 100 W tot 240 W en bij koel-/diepvriescombinaties ca.
145 W tot 265 W.
Diepvriezers hebben een aansluitwaarde van 100 W tot 300 W. Voor diepvriezers is omwille van de vei-
ligheid voor de inhoud een eigen stroomkring aanbevolen. Daardoor is gegarandeerd dat de diepvriezer
niet buiten werking wordt gezet als bijv. de stroomkring door de aansluiting van andere apparaten over-
belast is of de stroomkring door het defect van een ander apparaat onderbroken is.
Aleen voor intern gebruik
omgevingstemperatuur +16 °C tot +32 °C
omgevingstemperatuur +10 °C tot +32 °C
omgevingstemperatuur +18 °C tot +38 °C
omgevingstemperatuur +18 °C tot +43 °C
9