Color profile: Disabled
Composite
Default screen
6.1.2 Instellen van de "equalize"-spanning
Tijdens het afregelen van de laadspanningen
moeten de accu's goed geladen zijn en mag
de laadstroom niet boven 5 Ampère
uitkomen. Tijdens het afstellen van de
"equalize"-spanning moet de lader zich in de
"equalize"-modus bevinden (waarbij de
"equalize"-LED oplicht). Sluit een digitale
voltmeter met een resolutie van 0,1 V aan op
de uitgang. Regel R84 bij totdat de vereiste
uitgangsspanning is bereikt.
6.1.3 Instellen van de "float"-spanning
Het is mogelijk, voor testdoeleinden, de lader in
permanente "float"-modus te laten werken, door jumper S6 te
plaatsen. Na het afregelen van de "float"-spanning met R83,
moet de jumper weer verwijderd worden.
6.1.4 Afregelen van de laadspanning voor gebruik met
een diodesplitter
Op de Pallas acculader kan een diodesplitter worden
aangesloten. De uitgangsspanning moet worden verhoogd om
de spanningsval over deze diodesplitter te compenseren.
Tevens moet tussen de uitgangsaansluitigen van de Pallas
acculader een condensator van 22.000 µF worden
aangesloten. De
"float" spanning en de
"equalize" spanning
kunnen afzonderlijk
worden ingesteld door
R83 en R84 bij te
regelen. De
uitgangsspanning
moet vervolgens
worden gemeten na
door de diodesplitter
gevoerd te zijn. De
"boost"-spanning
moet 14,25 V
bedragen en de
"float"-spanning
13,5V.
54
pa03001n.chp
Fri Jan 26 14:12:21 1996
"equalize" (R84) en "float" (R83)
-
+
+
-
-
+
afbeelding 8. Bij gebruik van een diodesplitter, moet
tussen de uitgangsaansluitingen van de Pallas lader
een condensator worden aangesloten
gebruiksaanwijzing
afbeelding 7. Afregelen van de
-
+
victron energie