•
Basisladen
16
Bij een storing schakelt de lader automatisch over
op basisladen. Laden van het voertuig is nog steeds
mogelijk. De lader laadt zonder verdere interactie.
Functies zoals energiebeheer, Plug & Charge en
andere communicatie kunnen niet worden gebruikt.
Het LED-lampje op het voorpaneel brandt afhankelijk van
de laadstatus, zie 3 Weergave- en bedieningselementen.
In de configuratie van de lader wordt de laadstatus
dienovereenkomstig weergegeven in het overzicht.
5.4.2 Laden met RFID-kaart
Voorwaarden: De RFID-kaart wordt geregistreerd
en toegevoegd aan de autorisatielijst van de lader, zie
5.6.2 De RFID-kaart toevoegen aan de autorisatielijst
via configuratie van de lader. Het voertuig is verbonden
met de lader.
Waarschuwing
!
Risico op letsel door RFID-sensor voor mensen met
een pacemaker of defibrillator.
• Als u een pacemaker draagt, houd dan minstens
60 cm afstand van de RFID-sensor in het
voorpaneel van de lader.
• Als u een defibrillator draagt, houd dan minstens
40 cm afstand van de RFID-sensor in het
voorpaneel van de lader.
1. Houd de RFID-kaart tegen de RFID-sensor op het
voorpaneel van de lader.
Als de kaart succesvol wordt herkend, gaat de
LED-lamp op de RFID-sensor kort groen branden
en start de laadsessie.
• Als de RFID-kaart niet correct is herkend,
gaat de LED-lamp van de RFID-sensor op het
voorpaneel rood branden.
• Houd de RFID-kaart opnieuw tegen de sensor.
• Controleer of de RFID-kaart compatibel is met
de lader en geregistreerd werd.
2. Het LED-lampje op het voorpaneel brandt
groen, zie 3 Weergave- en bedieningselementen.
In de configuratie van de lader wordt de laadstatus
dienovereenkomstig weergegeven in het overzicht.
5.4.3 Laden pauzeren
Deze functie is alleen beschikbaar voor voertuigen
i
met uitgebreide communicatie (ISO 15118).
Laadpauzes worden geregeld op basis van een
oplaadplan.
Het LED-lampje op het voorpaneel knippert groen,
zie ook 3 Weergave- en bedieningselementen.
In de configuratie van de lader wordt de laadstatus
dienovereenkomstig weergegeven in het overzicht.
5.4.4 Laden stoppen
De laadsessie kan op de volgende manieren worden
gestopt of beëindigd:
• Selecteer in de configuratie van de lader via
de navigatie de optie 'Laadsessie stoppen' om
de laadsessie te stoppen.
Het LED-lampje op het voorpaneel blijft groen
branden, zie 3 Weergave- en bedieningselementen.
In de configuratie van de lader wordt de laadstatus
dienovereenkomstig weergegeven in het overzicht.
• U kunt de laadsessie stoppen met uw RFID-kaart
of de app, op voorwaarde dat u de sessie ook hebt
gestart met de RFID-kaart of de app.
Ga als volgt te werk wanneer de laadsessie gestopt is:
1. Trek de laadkabel uit het voertuig.
2. Berg de laadkabel veilig op in de lader.
5.4.5 De PLC-verbinding met het voertuig
configureren
Voor voertuigen met uitgebreide communicatie kan een
Vehicle-to-Grid-verbinding (V2G) met de lader worden
geactiveerd (standaardinstelling) of gedeactiveerd
via PLC.
Als V2G is geactiveerd en een voertuig wordt
i
gebruikt dat geen uitgebreide communicatie
ondersteunt, kan er vertraging optreden bij het
starten van de laadsessie of kan de laadsessie niet
starten. Als u een dergelijk voertuig gebruikt, moet
de PLC-verbinding uitgeschakeld zijn.
1. Meld u aan in de laderconfiguratie.
2. Selecteer de optie 'PLC-verbindingen' via de
navigatie. De weergave 'Voertuig met uitgebreide
laadfunctie (PLC)' verschijnt.
3. Activeer/deactiveer de voertuigverbinding via PLC.