Instelmodus
1. Druk ca. 2 seconden op de links/menu-toets (13).
– Het apparaat piept kort.
– Het symbool CFG (14) wordt rechtsboven weergegeven.
2. Druk op de toets rechts/terug of links/menu om de
instelmogelijkheden te kiezen.
– Houd er rekening mee dat enkele instelmogelijkheden
alleen in een bepaalde meetmodus kunnen worden
gekozen.
22
23
22
23
Pabs[hPa]
Met CAL kan een eenpuntskalibratie worden uitgevoerd voor de
geselecteerde sensorweergaven. Alle sensoren zijn al vanuit de
fabriek gekalibreerd en beschikken over de betreffende
fabriekskalibratiekarakteristiek. Bij eenpuntskalibratie wordt door
het opgeven van een compensatiewaarde (offset) een globale
kalibatiecurveverschuiving uitgevoed, die werkt over het gehele
meetbereik! De in te voeren offset is de waarde waarmee de
kalibatiecurve wordt verschoven.
Voorbeeld:
Weergegeven waarde altijd 5 te hoog => wijziging van de offset
voor dit meetkanaal naar -5.
Vanuit de fabriek staat de offsetwaarde op 0.0.
NL
14
CFG
20
Alt.[ft]
CAL12
Alarm
Bedieningshandleiding – Infrarood-thermohygrometer T260
Instelmodus
Beschrijving
Lamp
Helderheid instellen.
Waarden tussen 20 en 100 % en Al.on selecteerbaar.
Uitschakeling na 30 min, behalve bij instelling Al.on
Pabs [hPa]
Alleen selecteerbaar bij actieve eenheid g/kg.
Weergave absolute druk (waardenbereik: 600 en
1200 hPa).
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (12) bevestigen.
Alt.[ft.]
Alleen selecteerbaar bij actieve eenheid gr/lb.
Weergave locatiehoogte
(waardenbereik: -999 tot 9999 ft).
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (12) bevestigen.
CAL1 (TH-modus) Offset voor temperatuur invoeren.
(Waardenbereik: -10 tot +10 °C of -18 tot +18 °F)
Bij een negatieve offset zijn meetwaarden lager dan 0,00
niet mogelijk.
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (12) bevestigen.
CAL1 (IR-modus) Offset voor temperatuur invoeren.
(Waardenbereik: -10 tot +10 °C of -18 tot +18 °F)
Emissiegraad instellen.
(Waardenbereik: 0,1 tot 1,0)
1. Waarde voor temperatuuroffset via het stuurkruis (2)
invoeren.
2. Druk 2 s op de OK-toets (12).
3. Waarde voor emissiegraad via het stuurkruis (2)
invoeren.
4. Druk 2 s op de OK-toets (12).
CAL2
Alleen selecteerbaar bij actieve % rH.
Offset voor relatieve luchtvochtigheid invoeren
(Waardenbereik: +/- 30 % r.v.).
Bij een negatieve offset zijn meetwaarden lager dan 0,00
niet mogelijk.
1. Waarde via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Met OK-toets (12) bevestigen.
ALARM
Alleen selecteerbaar, als IR-DP actief is
Bovenste (Hi) en onderste (Lo) drempelwaarde voor de
dauwpunttemperatuur vastleggen.
Waardenbereik: max. 9,9 °C of 9,9 °F
1. Waarde voor Hi via het stuurkruis (2) invoeren.
2. Druk 2 s op de OK-toets (12).
3. Waarde voor Lo via het stuurkruis (2) invoeren.
4. Druk 2 s op de OK-toets (12).
5. Akoestisch en optisch signaal met omhoog- (9) en
omlaag-toets (11) in- of uitschakelen.
– Knipperen de balken (22) in de bovenste en onderste
meetwaardeweergave, is het akoestische en
optische signaal geactiveerd.
– Knipperen de balken (23) in de bovenste en onderste
meetwaardeweergave, is het akoestische en
optische signaal gedeactiveerd.
8