Laserpointer
Gevaar door laserstraling!
Klasse 2 laserstraling.
Klasse 2 lasers stralen alleen binnen het zichtbare
bereik en geven bij puntbedrijf (langer aanhoudende
straal) maximaal 1 milliwatt (mW) vermogen af. Bij
langer direct in de laserstraal kijken (meer dan
0,25 seconden) kan netvliesschade ontstaan.
Voorkom direct in de laserstraal kijken. Kijk niet met
optische hulpmiddelen in de laserstraal. Onderdruk het
reflexmatig sluiten van de oogleden bij het onbedoeld in
de laserstraal kijken niet. Richt de laserstraal niet op
mensen of dieren.
• Zodra de bedrijfsmodus IR of IR DP wordt geselecteerd, wordt
de laserpointer ingeschakeld. De laserpointer brandt
maximaal 2 minuten en kan door kort drukken op de
OK-toets (12) nog 2 minuten worden geactiveerd.
USB-interface
Het apparaat kan via de USB-aansluiting (5) worden verbonden
met een PC. Zie hoofdstuk PC-Software op pagina 12.
Uitschakelen
1. Houd de aan/uit-toets (4) ca. 3 seconden ingedrukt, tot een
signaaltoon klinkt.
– Het apparaat wordt uitgeschakeld.
2. Schroef de beschermkap indien nodig weer op de
infraroodsensor.
11
Meetprincipe
Het apparaat heeft een meetsensor voor luchttemperatuur
evenals luchtvochtigheid.
Verder heeft het apparaat een infraroodsensor voor het meten van
oppervlaktetemperaturen.
Bij de metingen met de infraroodsensor spelen de emissiegraad
en de verhouding van de afstand ten opzichte van de
meetvlekgrootte een belangrijke rol.
Emissiegraad
De emissiegraad is een waarde de wordt gebruikt om de
karakteristiek van de uitgestraalde energie van een materiaal te
beschrijven.
Hoe hoger deze waarde, hoe hoger de capaciteit van het
materiaal om straling uit te zenden. Veel organische materialen
en oppervlakken hebben een emissiegraad van ca. 0,95.
Metalen oppervlakken of glanzende materialen hebben een
lagere emissiegraad en levert daarom onnauwkeurige
meetwaarden.
Houd hier rekening mee bij het gebruik van het apparaat.
Ter compensatie kan het glanzende deel van het oppervlak met
tape of met matzwarte verf worden bedekt.
Het apparaat kan niet meten door transparante oppervlakken,
zoals glas. In plaats hiervan meet het de oppervlaktetemperatuur
van het glas.
De emissiegraad van een materiaal is afhankelijk van
verschillende factoren, zoals de materiaalsamenstelling, de
oppervlaktegesteldheid en zelfs de temperatuur hiervan. Deze
kan tussen 0,1 en 1 (theoretisch) liggen.
Als vuistregel kan het volgende worden aangenomen: Is een
materiaal nogal donker en de oppervlaktestructuur nogal mat,
heeft het zeer waarschijnlijk ook een hogere emissiegraad. Hoe
lichter en gladder het oppervlak van een materiaal, des te lager
zal de emissiegraad hiervan waarschijnlijk zijn. Hoe hoger de
emissiegraad van het te meten oppervlak, hoe geschikter het is
voor een aanrakingsloze temperatuurmeting met een pyrometer
of
een
temperatuurreflecties
Desondanks is het invoeren van een mogelijk geschikte
emissiewaarde voor een nauwkeurige meting onvermijdelijk.
Bedieningshandleiding – Infrarood-thermohygrometer T260
warmtebeeldcamera,
kunnen
worden
omdat
vervalsende
verwaarloosd.
NL