2.2 Veiligheidsinstructies voor
installatie en gebruik
2.2.1
Controleer of het voertuig
gediagnosticeerd kan worden.
2.2.2
Voor het gebruik van de Bluetooth
OBD-II Car Controller is een
ingangsspanning van 12 V / DC nodig.
2.2.3
Blokkeer het voertuig voor elke
aansluiting van het apparaat op de OBD-
II-aansluiting van het voertuig, zodat het
niet kan wegrollen. LET OP - gevaar voor
letsel en materiële schade! Trek altijd de
handrem aan en zet het voertuig in een
versnelling! Bij een automatische
transmissie moet de "parkeerpositie" zijn
ingeschakeld en de handrem zijn
aangetrokken!
2.2.4
Houd u aan de
veiligheidsvoorschriften als het voertuig
is opgevijzeld of zich op een hefplatform
of iets dergelijks bevindt!
2.2.5
VOORZICHTIG! Gevaar
voor elektrische spanning in de
buurt van bobines, verdelerkap,
bougiekabels, bougies en
elektrische onderdelen van het voertuig!
2.2.6
Als u niet zeker weet waar de OBD-
II-aansluiting zich in uw voertuig bevindt
of hoe u de Bluetooth OBD-II Car
Controller moet installeren, vraag dan
een gekwalificeerde vakman om raad.
2.2.7 Let er bij de installatie en het
gebruik van de
Bluetooth OBD-II Car
Controllers
altijd op dat de veiligheid en
de werking van andere systemen en
apparaten in het voertuig niet negatief
worden beïnvloed!
2.2.8 Neem hierbij ook altijd de
informatie en veiligheidsinstructies in het
handboek van de voertuigfabrikant in
acht!
2.2.9
Draag tijdens de installatie van de
Bluetooth OBD-II Car Controllers geen
metallische sieraden. Dat zou kunnen
leiden tot kortsluiting en verbrandingen!
2.2.10
Afhankelijk van het type voertuig is
NL
80290_OBDII_Bluetooth_Manual_15_05_2013_Bocklet_print
Woensdag 15 mei 2013 11:04:50
het mogelijk dat u voor het installeren
van het apparaat delen van de
voertuigbekleding in de cabine moet
verwijderen en vanwege het
ruimtegebruik niet meer kunt
terugplaatsen.
2.2.11
Verzeker u ervan dat de ontsteking
en alle verbruiksapparatuur in het
voertuig zijn uitgeschakeld voordat u het
apparaat op de OBD-II-aansluiting van het
voertuig aansluit of het uit de aansluiting
verwijdert!
2.2.12
Bij een onjuiste aansluiting van het
apparaat (bijvoorbeeld als de contacten /
pennen van het apparaat verbogen zijn of
de OBD-II-aansluiting van het voertuig
defect is) kunnen elektronische
onderdelen van het voertuig beschadigd
raken. Dat kan een ongeval of brand tot
gevolg hebben. LET OP! Gevaar voor
letsel of materiële schade!
2.2.13
Houd een geschikte brandblusser
paraat voor brand die kan worden
veroorzaakt door brandstof, chemicaliën
of elektriciteit!
2.2.14
Tijdens de werking van het
apparaat brandt de rode led. Als dat niet
het geval is, kan er sprake zijn van een
storing of defect aan het voertuig of aan
het apparaat (zie hiervoor ook pagina 17).
2.2.15
Stel het apparaat niet bloot aan
voortdurend direct zonlicht; door de
sterke temperatuurstijging kan het
apparaat beschadigd raken.
2.2.16
Bij functiestoringen en
beschadigingen moet het apparaat direct
uit de OBD-II-aansluiting van het voertuig
worden verwijderd!
2.2.17
Verwijder het apparaat altijd uit de
OBD-II-aansluiting als u het niet gebruikt.
7