Boor, nadat het vaartuig op de wal is geplaatst, een gat van 42 mm diameter in de romp voor plaatsing van de
transducer behuizing en pas een conventioneel middel toe voor afdichting, bij voorkeur een siliconen product van
een gerenommeerd merk.
De borgmoer is aan de onderkant voorzien van een groef welke eveneens van een afdichtingmiddel moet worden
voorzien. Zorg ervoor dat deze moer niet extreem vast wordt aangedraaid. Verwijder na doorharden overtollige kit
resten en kapsel het geheel in met polyester zoals in figuur 2 staat aangegeven. Let er op dat tenminste 20 mm
schroefdraad aan de bovenzijde van de behuizing vrij moet blijven.
De transducer kan nu in de behuizing worden geplaatst en komt aldus binnen het bereik van de waterstroom. De pijl
dient hierbij recht vooruit te wijzen, evenwijdig met de langsas van het vaartuig. Aanbevolen wordt om zowel de
transducer als rubber ring met siliconen vet in te smeren waardoor vastzitten als gevolg van aangroei wordt
vermeden. Plaats de bevestigingsmoer op de bovenkant van de behuizing, draai deze vast en verbind de
´paddlewheel´ aansluiting van het display. Als extra bescherming wordt ook hier aanbevolen om de plug licht in te
smeren met siliconen vet.
DIEPTEMETER TRANSDUCER INSTALLEREN
Er kan uit drie mogelijkheden voor installatie worden gekozen:
1.
De transducer kan rechtstreeks tegen de binnenzijde van de romp worden vast gekit of gelamineerd (er treedt
dan enig zendverlies op maar bij de meeste polyester schepen is het prestatie verlies nauwelijks merkbaar).
2.
Uw dealer kan een kit voor spiegel montage leveren.
3.
Thruw Hull bevestiging, hierbij wordt de transducer in de romp van de boot bevestigt.
4.
De transducer kan met behulp van een transducer kit aan de binnenzijde van een polyester romp worden
geplaatst.
Deze laatste optie heeft als voordeel dat de transducer zeer eenvoudig kan worden verwijderd voor inspectie of
plaatsing op een andere locatie. Hierbij moet echter worden bedacht dat, alhoewel de accuratesse absoluut niet
wordt beïnvloed door plaatsing tegen de binnenzijde van de romp, er toch sprake kan zijn van enig verlies in het
maximum zendbereik, afhankelijk van de dikte en kwaliteit van de in de romp verwerkte glasvezels.
Onafhankelijk van de gekozen optie moet ook nog de meest geschikte locatie worden bepaald.
Selecteer een zodanige positie beneden de waterlijn dat de transducer (vrijwel) verticaal naar beneden richting
zeebodem staat gericht, en er bovendien een ruime afstand aanwezig is tussen de transducer met bijbehorende kabel
en apparatuur welke als potentiële interferentie bron kan worden aangemerkt (de kabel mag hierbij NIET worden
ingekort). Mogelijke stoorbronnen zijn dynamo's en start systemen, elektrische pompen en de ontsteking bij
benzine motoren. Ter voorkoming van signaal uitval dient de gekozen positie bovendien op ruime afstand te liggen
van gebieden waar vorming van luchtbellen of cavitatie optreedt zoals nabij schroeven of delen van de romp waar
het profiel zich plotseling wijzigt.
De geschiktheid van de gekozen positie kan met een vaarproef in water met een behoorlijke diepte worden
uitgetest. Bevestig de transducer tegen de binnenzijde van de romp waarbij als plakmiddel een stuk kauwgum wordt
gebruikt (nadat de romp eerst van alle vuil en vet is ontdaan). Vervolgens kan het apparaat met uiteenlopende
-4-