Invoermodi
Bij het schrijven van een bericht
hebben de navigatietoetsen de
volgende functie:
- Toets É:
vorige woord
- Toets Ñ:
volgende woord
- Toets ~:
vorige regel
- Toets Ä:
lvolgende regel
- Toets
:
laatste letter wissen
- Toets
:
Berichtenopties
- Toets
(kort indrukken):
tabel met bijzondere tekens
weergeven
- Toets
(lang drücken):
hoofdletters
28
Op het invoerscherm kunt u met de toets
invoermodi gaan. De modus waarin u de tekst typt, wordt
rechtsboven op het scherm weergegeven. Als u de toets
kort indrukt, schakelt u over op een andere modus.
Met de ABC-modus voert u woorden in die niet in het
woordenboek voorkomen. Om een bepaald teken te
krijgen, moet u enkele malen op de overeenkomstige toets
drukken: de tekens worden stuk voor stuk op het scherm
weergegeven. Met de 123-modus voert u getallen in. Met
de Invoegmodus voegt u bijzondere tekens, animaties,
pictogrammen voor oproepgroepen en melodietjes in. Er
zijn twee soorten afbeeldingen en geluiden:
- vooraf gedefinieerde en door de gebruiker gedefinie-
erde. Vooraf gedefinieerde afbeeldingen en geluiden zijn
speciaal aangepast op het verzenden in korte berichten en
zijn kleiner.
Hoofdletters
Als u de toets
langer ingedrukt houdt, wordt de
volgende letter als hoofdletter weergegeven (pictogram Ò).
Leestekens
U maakt leestekens met de toets 1 (behalve in 123-mo-
dus) of in de Invoegmodus (die u direct activeert door
kort op de toets
Diakritische tekens
In de T9-modus worden diakritische tekens automatisch
gegenereerd. In de ABC-modus drukt u net zo vaak op de
toets van het basisteken tot het wordt weergegeven met
het gezochte diakritische teken.
te drukken).
naar andere