4.3. Logger settings (handmeter/digitaal)
Met de logfunctie kun je continue metingen verrichten die op de interne
memorie worden opgeslagen. In het menu <Logger settings> kun je de
logfunctie aan- en uitzetten, de intervaltijd invoeren, en de opgeslagen
data van de memorie verwijderen. Gebruik de Up en Down knop om
naar het gewenste submenu te navigeren. Om naar het submenu te
gaan, dien je de Meet/Enter knop te gebruiken.
Let op: Als de sensor zich in logmodus bevindt, is het niet mogelijk om
via een extern apparaat (bijv. computer) met de sensor te
communiceren. Hiervoor dien je eerst de logfunctie uit te zetten.
Wanneer je op Meet/Enter drukt, wordt de laatst gemeten waarde in het
scherm weergegeven.
4.3.1. Logger On/Off
In dit menu kun je de logfunctie aan- en uitzetten:
1. Open het menu <Logger settings>.
2. Open het menu <Logger On/Off>.
3. Gebruik de Up en Down knop voor de gewenste instelling.
4. Bevestig door op de Meet/Enter knop (Set) te
drukken.
5. Ga uit het menu via de Menu/Exit knop. Het loggen start daarna automatisch.
Let op, wanneer de datum en tijd niet zijn ingesteld zal de sensor een error aangeven (Date
& Time not set.). Echter, de logfunctie kan dan nog wel gestart worden door Meet/Enter te
drukken (Ignore) of 5 seconden te wachten. De datum en tijd zal dan starten vanaf 00:00,
01/01/1999.
4.3.2. Interval time
In dit menu kan de intervaltijd worden ingesteld. Voor de meeste meetvragen is een intervaltijd
van 5 minuten tussen metingen aan te raden. De intervaltijd zul je eerst moeten aanpassen
alvorens de meting wordt gestart.
1. Open het menu <Logger settings>.
15