Q
ACNET-LED
Kleur
Patroon
Betekenis
33
GROEN
Normale communicatie
33
ROOD
Communicatiestoringen
30
ROOD
Communicatie mislukt
De ACNET-led knippert GROEN met een onregelmatig
interval wanneer een melding wordt ontvangen om een
33
normale communicatie aan te geven
. Wanneer er een
communicatiefout optreedt, wordt de storing aangegeven door een
ROOD knipperende led bij elke storing. Wanneer de communicatie
permanent gestoord is, knippert de led continu ROOD
R
RS485-LED
Kleur
Patroon
Betekenis
33
GROEN
Normale communicatie
ROOD
33
Communicatiestoringen
30
ROOD
Communicatie mislukt
De
RS485-led
knippert
GROEN
met
een
interval wanneer een melding wordt ontvangen om een
33
normale communicatie aan te geven
. Wanneer er een
communicatiefout optreedt, wordt de storing aangegeven door een
ROOD knipperende led bij elke storing. Wanneer de communicatie
permanent gestoord is, knippert de led continu ROOD
S T
RELAIS 1 EN 2 LEDS
De relais 1 en 2 leds branden wanneer de desbetreffende
relaiscontacten gesloten zijn. Raadpleeg het hoofdstuk
Beschrijving van de werking voor de specifieke relaisfuncties.
Wanneer de DCOM status Wachten op Altherma Master
of Synchroniseren met Altherma Master is, zijn de circuits
van de relaisuitgangen geopend. Wanneer de DCOM status
Time-out wachten op Master is en een relaisuitgang is
geconfigureerd voor foutindicatie, dan wordt het relais
gesloten. Raadpleeg Beschrijving van de werking voor
meer informatie.
6
BESCHRIJVING VAN DE WERKING
De DCOM-LT/IO een besturingsinterface voor Daikin Altherma
units; raadpleeg de Daikin-documentatie voor het Daikin
Altherma model en de compatibiliteit van de besturing. De
DCOM-LT/IO heeft 4 bedrijfsmodi die worden geselecteerd door
de SW1-configuratieschakelaars. Deze bedrijfsmodi zijn
• Weerstand/spanningsmodus
• Volgorderegelaarmodus
• Slimme-netwerkmodus
De configuratie en de functies van de in- en uitgangen in elke
modus worden beschreven in de volgende hoofdstukken.
Raadpleeg de DCOM-LT/IO Referentiehandleiding voor een
beschrijving van elke ingangsfunctie.
30
.
INVOER REGELFUNCTIES
INFORMATIE
De ingevoerde regelwaarden worden enkel toegepast wanneer
de DCOM is gesynchroniseerd met het Altherma-systeem.
INFORMATIE: GEDWONGEN WERKING
Sommige invoerfuncties zorgen ervoor dat de werking
van de unit gedwongen wordt in- of uitgeschakeld.
Dit heeft prioriteit op door de gebruiker ingevoerde of
onregelmatig
tijdsafhankelijke wijzigingen aan de werking van de unit.
De gedwongen werking blijft actief nadat een invoer werd
gewijzigd. Andere invoerfuncties wijzigen de werking
van de unit enkel wanneer de invoerfunctie wijzigt, en
andere, door de gebruiker ingevoerde of tijdsafhankelijke
wijzigingen zijn toegestaan. Gevallen waarbij de
30
.
gedwongen werking actief is, worden aangegeven in de
beschrijving van de invoerfunctie.
INFORMATIE: GEDRAG TIJDENS HET OPSTARTEN
Wanneer de DCOM opstart of opnieuw synchroniseert
met de Altherma Master, zal invoer die NIET gedwongen
is, de instellingen van de unit niet actualiseren totdat de
ingevoerde waarde verandert nadat de synchronisatie
heeft plaatsgevonden.
In het geval van invoer die het instelpunt en de aan/uit-status
wijzigt, moet de invoer een overgang van de UIT- naar de AAN-
status bewerkstelligen om een AAN-commando door te geven.
In het geval van gedwongen invoer wordt de gedwongen
werking toegepast wanneer de synchronisatie plaatsvindt.
WEERSTANDSINGANGEN
Wanneer ingangen zijn geconfigureerd voor de weerstandsmodus,
DCOM-LT/IO Reference Manual
zijn de volgende invoermethodes beschikbaar voor het wijzigen van
de werking van de regelfunctie.
Ingangsklemmen hebben een open circuit of
O/C
een gemeten weerstand van >100 kΩ
Ingangsklemmen
zijn kortgesloten
S/C
gemeten weerstand van <50 kΩ
Ingangsklemmen zijn aangesloten op een vaste
10kΩ
weerstand van 10 kΩ +/- 1 kΩ
Ingangsklemmen
zijn
aangesloten
1-10kΩ
variabele weerstand van 1-10 kΩ
SPANNINGSINGANGEN
Wanneer ingangen zijn geconfigureerd voor de spanningsmodus,
kan een 0-10 VDC signaal worden gebruikt voor het wijzigen van
de werking van de regelfunctie.
Ingangsklemmen hebben een open circuit of
<0.5V
een gemeten spanning van < 0,5 VDC
-
+
V
Ingangsklemmen zijn aangesloten op een externe
>0.9V
spanningsbron van > 0,9 VDC
-
+
V
Ingangsklemmen zijn aangesloten op een externe
1-10V
variabele spanningsbron van 1-10 VDC
-
+
V
OPMERKING
Zorg ervoor dat de maximale ingangsspanning van
10 VDC niet wordt overschreden
INGANG INSTELPUNT EN AAN/UIT
Wanneer een ingang wordt gebruikt voor het instelpunt en aan/uit-
werking, wordt de bijbehorende regelfunctie enkel geactualiseerd
wanneer de ingangsweerstand of -spanning wordt gewijzigd.
Voor de weerstandsmodus moet de ingangswaarde met minimaal
0,1 kΩ wijzigen, voor de spanningsmodus moet de ingangswaarde
met minimaal 0,1 V wijzigen. Wanneer de waarde van de
regelfunctie wordt aangepast door de gebruiker, wijzigt de DCOM
de waarde pas wanneer de ingangswaarde wijzigt met de minimale
gespecificeerde waarde.
De regelfunctie wordt in- en uitgeschakeld door meting van de
hieronder vermelde waarden.
of een
op
een