INSTALLATIE
MONTAGE
21
Bij gebruik van de DIN-rail die met de DCOM is geleverd, moet u
die horizontaal monteren met behulp van twee of meer bevestigingen.
22
Lijn de DIN-montagepunten van de module uit met de
bovenkant van de DIN-rail.
23
Trek de zwarte klem H met een geschikt gereedschap naar
beneden, lijn de module verticaal uit tegen de DIN-rail en laat
de klem los om de module op de DIN-rail te bevestigen
BEDRADING
A
VERMOGENSKLEMMEN
Sluit de vermogensklemmen aan op een gereguleerde stroomtoevoer.
OPMERKING: STROOMTOEVOER
Voor de DCOM-LT/IO is een 15-24 VDC gereguleerde
voeding met een minimale voedingsspanning van 120 mA
vereist. De DCOM mag niet buiten het gespecificeerde
spanningsbereik worden gebruikt.
INFORMATIE
De vermogensklemmen zijn polariteit-onafhankelijk. 0 V
en +V kan worden aangesloten op beide klemmen.
E
P1P2 KLEMMEN
Sluit klemmen P1P2 aan op een compatibele Altherma LT
Master Remote Controller, bijvoorbeeld een MMI.
ALTHERMA 2 COMPATIBILITEIT
Voor Altherma 2 en EKRUCBL* / EKRUHML* kan de
DCOM enkel worden gebruikt met Remocon wanneer
de LAN-adapter NIET is aangesloten.
Raadpleeg de Daikin-documentatie voor meer informatie
over de compatibiliteit.
B
RS485 KLEMMEN
De DCOM RS485 klemmen zijn aangesloten op een in
serie geschakelde RS485-bus via een gevlochten getwiste
tweeaderige kabel met volledige afscherming en aarddraad.
Klemmen '+' en '-' moeten worden aangesloten op de
bijbehorende klemmen op andere RS485-apparaten via de
getwiste tweeaderige kabel. Klem 'C' moet worden aangesloten
op alle andere RS485 Common klemmen via de aarddraad. De
afscherming mag enkel op één locatie worden geaard.
C D
RELAISUITGANGEN
Relais 1 en 2 zijn potentiaalvrije sluitcontacten (NO) voor
indicatie van de werking en van storingen.
F G
STUURINGANGEN
24
.
De stuuringang-sensoren S1 tot S6 zijn geconfigureerd voor het
meten van spanning, weerstand en potentiaalvrije contacten. De
meetmodus van de ingang wordt bepaald door de bedrijfsmodus
die via SW1 is geselecteerd (zie Beschrijving van de werking
voor schakelinstellingen). Elke ingang is verbonden met de
ingaande sensorklem S1-S6 en de gemeenschappelijke C van
één van de twee connectoren F en G. De ingangsbedrading
moet een 0,5 tot 0,75 mm
gevlochten getwiste tweeaderige
2
kabel met scherm zijn; de afscherming mag slechts aan één
uiteinde geaard zijn.
BESTURING INGANGSMODI
De ingangs-meetmodus van elke ingang wordt afzonderlijk
gespecificeerd door de bedrijfsinstelling. In alle gevallen is
een gemeenschappelijke aansluiting C verbonden met de
desbetreffende ingangsklem via een spanning
26
25
of potentiaalvrij contact
moet de negatieve ader of 0 V van de spanningsbron worden
aangesloten op de gemeenschappelijke aansluiting en de
positieve ader op de sensorklem.
LEDS EN SCHAKELAARS
J
DIP SCHAKELAARS
Schakelaar SW1 bestaat uit 8 schakelaars, genummerd
SW1.1 tot SW1.8. Met uitzondering van de slimme-
netwerkmodus selecteren schakelaars SW1.1 en SW1.2
de bedrijfsmodus, en schakelaars SW1.3 tot SW1.8 het
34
Modbus-adres van het apparaat
netwerkmodus selecteren schakelaars SW1.1 tot SW1.4 de
slimme-netwerkfunctie, en schakelaars SW1.5 tot SW1.8 het
34
Modbus-adres van het apparaat
P Q R S T
LEDS
De knippervolgordes van de leds worden gedefinieerd in
33
tot
.
DCOM-LT/IO Reference Manual
INFORMATIE: WERKING VAN DE LEDS TIJDENS
HET OPSTARTEN
Bij
2 seconden. Leds
naar GROEN, en keren daarna terug naar het gedrag dat
wordt beschreven in de volgende paragrafen voor elke
led. Leds
keren daarna terug naar het gedrag dat wordt beschreven
in de volgende paragrafen voor elke led.
Status-led
op Altherma Master. Alle andere leds zijn aanvankelijk
uitgeschakeld, totdat er communicatie plaatsvindt op het
P1P2- of RS485-netwerk.
STATUS-LED
Kleur
GEEL
GEEL
ROOD
GROEN
27
, weerstand
ROOD
. Voor spanningsingangen
Het apparaat start op in de Wachten op Altherma Master
status, en de status-led knippert langzaam GEEL
de Altherma master wordt gedetecteerd, zal de led snel GEEL
32
knipperen
Master. Wanneer de synchronisatie is voltooid, brandt de status-
led GROEN of ROOD, afhankelijk of er een storing aanwezig is.
De led gaat elke 5 seconden 1 seconde uit, om aan te geven dat
de werking normaal is
De synchronisatie kan tot 8 minuten in beslag nemen. Wanneer
na de synchronisatie de communicatie gedurende 60 seconden
. In geval van de slimme-
wegvalt, keert de DCOM terug naar de status Wachten op
Altherma Master.
Wanneer de synchronisatie langer duurt dan 10 minuten, keert
.
de DCOM terug naar de status Wachten op Altherma Master,
en wacht tot de synchronisatie opnieuw start. Wanneer de
DCOM langer dan 3 minuten in de status Wachten op Altherma
Master blijft, schakelt de DCOM over naar de status Time-out
30
wachten op Master, en de status-led knippert ROOD
het
opstarten
branden
alle
leds
gedurende
P
Q
R
,
en
veranderen van ROOD
S
T
,
branden GEEL gedurende 2 seconden, en
P
knippert daarna geel, wat betekent Wachten
P
Patroon
Betekenis
31
Wachten op Altherma Master
32
Synchroniseren met Master
31
Time-out wachten op Master
30
Master gesynchroniseerd,
geen storing
30
Master gesynchroniseerd, unit
in storing
31
. Wanneer
tijdens het synchroniseren met de Altherma
30
.
31
.
5