Inhoudsopgave
Advertenties
6.3 Applicatie voorbeeld Up–Down regeling
Parametergroep
Omschrijving
Motor Settings
P1.1
Nominale motorspanning
P1.2
Nominale motorfrequentie
P1.3
Nominale motortoerental
P1.4
Nominale motorstroom
P1.5
Cos phi motor
P1.7
Maximale motorstroom
P1.16
Interne schakelfrequentie
Start/Stop Setup
P2.2
Start functie
P2.3
Stop functie
References
P3.1
Minimum frequentie
P3.3
I/O referentie
Ramps And Brakes
P4.2
Optoertijd
P4.3
Aftoertijd
Digital inputs
P5.1
Stuursignaal 1 (start rechtsom)
P5.2
Stuursignaal 2 (start linksom)
P5.6
Resetten fout
P5.12
Motor pot up
P5.13
Motor pot down
Analog outputs
P9.1
AO1 functie
P9.2
AO1 signaal range
De regeling wordt gestart door 8 (DI 1) te verbinden met 6 (+24 V).
Toerental omhoog, klem 9 (DI 2) doorverbinden met 6 (+24 V).
Toerental omlaag, klem 10 (DI 3) doorverbinden met 6 (+24 V).
Zorg er voor dat de dip switch AO1 op 'Stroom' (boven) staat.
(vanuit fabrieksinstellingen (SYS {P4.2}))
Instelling
Instel. nom. motorspanning
Instel. nom. motorfrequentie
Instel. nom. toerental
Instel. nom. motorstroom (I
Instel. cos phi van de motor
Instel. maximale motorstroom ± 1,5 x I
Aanpassen bij overmatig motorgeluid
0=Ramping(pomp) / 1=Vliegende start(ventilator)
1=Ramping(pomp) / 0=Uitloop(ventilator)
Stel de gewenste minimale frequentie in
8=Motorpotentiometer
.... sec.
.... sec.
1= DI1
0= Niet gebruikt
0= Niet gebruikt
2= DI2
3= DI3
1= O/P frequentie
1= 2-10 V / 4-20 mA
Plaats en keuze dip switch AI2
)
n
n
Vacon 20
22
blz.
Advertenties
Inhoudsopgave
