Lichtsterkte
U kunt de lichtsterkte van de display,
de sensortoetsen en de gedimde sen-
sortoetsen instellen.
Keuze
-
Display
Regelt de lichtsterkte van de display.
– (donker)
– (helder) (standaardin-
stelling)
-
Toetsen aan
Regelt de lichtsterkte van de geacti-
veerde sensortoetsen.
– (donker)
– (fabrieksinstelling)
– (helder)
-
Toetsen gedimd
Regelt de lichtsterkte van de sensor-
toetsen die kunnen worden geacti-
veerd.
– (donker)
– (fabrieksinstelling)
– (helder)
Tip: Let op het grote verschil in helder-
heid tussen de geactiveerde en gedimde
sensortoetsen. Een grotere lichtsterkte
maakt de bediening gemakkelijker.
Uitschakeling indic.
Om energie te besparen, wordt de ver-
lichting van de display en de sensor-
toetsen automatisch uitgeschakeld. De
sensortoets
Start
pert langzaam.
Keuze
-
(fabrieksinstelling)
Aan
De verlichting wordt na 10 minuten
uitgeschakeld.
-
Aan (niet tijd. pr.v.)
De verlichting blijft aan tijdens het
programmaverloop. De verlichting
wordt 10 minuten na het einde van het
programma uitgeschakeld.
-
Uit
De verlichting blijft aan.
Programma-info
U kunt kiezen welke informatie kort in
de display wordt weergegeven nadat
het programma gekozen is.
Keuze
-
Programmanaam
In de display verschijnt gedurende en-
kele seconden de naam van het pro-
gramma.
-
Pr.naam + max. bel.
In de display verschijnt gedurende en-
kele seconden de naam van het pro-
gramma en de maximale capaciteit.
-
Uit
Meteen nadat het programma is geko-
zen, verschijnt de basisdisplay met de
temperatuur, het toerental en de pro-
grammaduur in de display.
Instellingen
/
knip-
Trommel bijvullen
(Fabrieksinstelling)
79