4. Alarm van punt (voor service)
Met deze instelling kan een alarm van een punt onderdrukt
worden.
De standaardinstelling is 'Geen' . Dit betekend dat standaard altijd
alarmen worden ontvangen.
Selecteer 'Ja' indien alarmen moeten worden onderdrukt tijdens
bijvoorbeeld servicewerkzaamheden. Na 12 uur zal de instelling
automatisch naar 'Geen' veranderen.
5. Registratie
Hier wordt ingesteld of een punt geregistreerd moet worden.
Uit: Geen registratie
Aan: Registratie is aan. De meetinterval kan worden ingesteld op
15, 30, 60, 120 en 240 minuten (zie volgende parameter). Deze
tijden zijn vast en kunnen niet worden gewijzigd.
6. Registratie-interval
Hier wordt ingesteld hoe vaak het punt wordt gemeten.
Een meting wordt 1 jaar gewaard. Daarna wordt het over-
schreven.
Kies tussen 15 minuten, 30 minuten, 1 uur, 2 uur of 4 uur.
Voorbeelden van de capaciteit:
Ongeveer 57 meetpunten bij 15 minuten komt overeen met 1 jaar.
Ongeveer 50 meetpunten bij 15 minuten + 15 meetpunten bij 30
minuten komt overeen met 1 jaar.
Minder meetpunten en/of een langere meetinterval geven geen
problemen, maar als de richtlijnen en daarmee de capaciteit
wordt overschreden, zal dit resulteren in een con guratiefout. Zie
volgende pagina.
7. Adres meetpunt op de datacommunicatie
Deze parameter moet alleen worden ingesteld als het meetpunt
zich op 1 van de 3 datacommunicatielijnen bevindt: LON, MOD-
BUS of TP, bijvoorbeeld van een regelaar of een gasdetector.
Stel het adres in.
De instelling 00:000 betekent dat het meetpunt zich rechtstreeks
op de AK-SM 350 bevindt. Alle andere instellingen betekent dat
de meting wordt ontvangen via het ingestelde adres. (Wanneer
een adres wordt ingesteld, zal het "00:" automatisch naar "01"of
"11" veranderen. Deze instelling kan niet gewijzigd worden.)
8. Ingangnummer
AK-SM 350 Version 2.5x
Handleiding RS8EF610 © Danfoss 01-2016
Moet alleen worden ingesteld als de meting rechtstreeks op de
AK-SM 350 is aangesloten. Hier wordt gede nieerd op welke set
klemmen de meting is aangesloten.
De volgende instellingen zijn alleen van toepassing als 'Temperatuur'
is geselecteerd.
9. Type = TEMPERATUUR
Alleen voor sensoren die rechtstreeks op de AK-SM 350 zijn aan-
gesloten.
De volgende sensoren kunnen worden gebruikt:
Pt, 1000 ohm bij 0°C
PTC, 1000 ohm bij25°C
NTC, 5000 ohm bij 25°C
PT1: Thermistor -80 tot 0°C
PT2 : Thermistor -40 tot 40°C
PT3 : Thermistor 0 tot 100°C
10. Alarmlimiet voor hoge temperatuur
Stel de temperatuurwaarde in waarbij een alarm moet worden
gegenereerd.
(De instelling wordt ook gebruikt voor de verschaling van de
gra ek.)
11. Alarmlimiet voor lage temperatuur
Stel de temperatuurwaarde in waarbij een alarm moet worden
gegenereerd.
(De instelling wordt ook gebruikt voor de verschaling van de
gra ek.)
12. Alarmvertraging
Het alarm wordt pas gegenereerd als de temperatuur gedurende
deze tijd de alarmlimiet heeft overschreden. Stel de gewenste
waarde in minuten in.
25