12
5.5
Controle van de heteluchtventilatormotor
1. De aansluitingen van de motor aftrekken.
2. De weerstand van de motorwikkeling in koude toe-
stand meten.
Normaal 150 Ω - 200 Ω
Kleine Ω -waarde of
Fout
5.6
Controle van de antennemotor
3. De aansluitingen van de motor aftrekkken.
4. De weerstand van de motorwikkeling in koude toe-
stand meten.
Normaal 150 Ω - 200 Ω
Kleine Ω -waarde of
Fout
5.7
Controle van de magnetron-, dwarsstroom- en afvoerventilator
5. De aansluitingen van de motor aftrekken.
6. De weerstand van de motorwikkeling in koude toe-
stand meten.
5.7.1
Ventilator
Normaal 200 Ω - 220 Ω
Kleine Ω -waarde of
Fout
5.7.2
Dwarsstroomventilator
Normaal 1 - 2: 150 Ω - 200 Ω
1 - 3: 170 Ω - 190 Ω
2 - 3: 70 Ω - 90 Ω
Kleine Ω -waarde of
Fout
5.7.3
Afvoerventilator
Normaal 2 - 3: 610 Ω - 630 Ω
2 - 4: 350 Ω - 370 Ω
3 - 4: 240 Ω - 260 Ω
Kleine Ω -waarde of
Fout
∞
∞
∞
∞
∞
Servicehandboek
Uitsluitend voor intern gebruik