HP Deskjet 6800 series printer
Ethernet: een populaire vorm van computernetwerken met een vaste verbinding
voor Local Area Networks.
Ethernet-kabel: er zijn twee typen Ethernet-kabels. Een 1-op-1-kabel is de
gebruikelijkste kabel en wordt gebruikt om apparaten in een netwerk aan te sluiten
via een hub of router. Een gekruiste kabel wordt gebruikt voor het aansluiten van
twee apparaten die Ethernet-poorten hebben, maar geen hub of router zijn. Gebruik
een CAT-5-kabel met een RJ-45-stekker om de printer aan te sluiten op een
Ethernet-netwerk.
f
Firewall: een combinatie van hardware en software die het netwerk beschermt
tegen ongewenste toegang.
g
Gateway: een toegewezen apparaat (router of computer) dat twee verschillende
netwerken verbindt. Een computer in een Ethernet-netwerk kan bijvoorbeeld
fungeren als een gateway tussen het netwerk en het internet.
h
Host-naam: de naam waarmee de printer zich in het netwerk identificeert. De host-
naam van de printer wordt vermeld op de HP Rapportpagina. U gebruikt de host-
naam om de ingebouwde webserver (EWS) van de printer te openen.
Hub: een simpel apparaat dat als het middelpunt van een Ethernet-netwerk
fungeert. Andere apparaten in het netwerk zijn aangesloten op de hub.
i
ICS (Internet Connection Sharing, Internet-verbinding delen): een Windows-
programma dat ervoor zorgt dat een computer kan fungeren als een gateway tussen
het internet en een netwerk. ICS maakt gebruik van DHCP voor het toewijzen van
IP-adressen. Raadpleeg de documentatie bij Windows voor meer informatie over
ICS.
Infrastructure-netwerk: een draadloos netwerk waarin apparaten met elkaar
communiceren via een draadloos toegangspunt (WAP), zoals een hub, router of
gateway voor een draadloos netwerk.
Internet Sharing: een Macintosh OSX-programma dat ervoor zorgt dat een
computer kan fungeren als een gateway tussen het internet en een netwerk.
Raadpleeg de Macintosh-documentatie voor meer informatie over Internet Sharing.
IP-adres (Internet Protocol-adres): een uniek nummer aan de hand waarvan een
apparaat in een netwerk wordt geïdentificeerd. Een IP-adres wordt vaak
automatisch toegewezen door DHCP of AutoIP. U kunt echter ook zelf een statisch
IP-adres aan een apparaat toewijzen.
45