Servicehandboek Koelkasten 1999
Omdat apparaattoleranties een direct effect op de curvendiagrammen hebben, vormen de weergegeven
testwaardes geen lijnen maar tolerantiebanden. Om te voorkomen dat deze in elkaar lopen, worden per
testwaarde maximaal 3 tolerantiebanden voor de omgevingstemperaturen 16 °C, 25 °C en 32,5 °C
weergegeven.
De tolerantiebanden behelzen alle regelaarposities van 1 tot 5. Overeenkomstig de regelaarpositie en
de regelaartolerantie worden de tolerantiebanden onderverdeeld in elkaar overlappende delen.
Om toch een goede leesbaarheid te verkrijgen zijn alleen de regelaarposities 1 en 5 duidelijk afgebeeld.
Elke tolerantieband bestaat daarom uit de volgende 3 segmenten:
rechter segment:
middelste segment:
linker segment:
Opgelet!
Alle tolerantiebanden eindigen uiterlijk bij 100% RED; continu bedrijf.
Wanneer koel- en vriesapparaten geopend worden, producten eruit of erin worden gelegd, dan stijgen
bij normale isolatie en gebruiksfrequentie RED en EAN met ca. 20%. Pas als de inertietoestand (het
koelaggregaat werkt uitsluitend om binnendringen van warmte via isolatie, deurafdichting en warm-
tebruggen te compenseren) is bereikt, ontstaan de in het curvendiagram weergegeven waardes.
1.3
Curvendiagram als diagnosehulp
De in de curvendiagrammen weergegeven vergelijkingswaardes maken het mogelijk om de werking te
controleren van koel- en/of vriesapparaten, die zonder herkenbare reden (bijv. defect aan regelaar):
in koel- en/of vriesvak schijnbaar te warm of te koud zijn,
met ijs worden bedekt,
te veel energie opnemen,
schijnbaar een afwijkende koel- en/of vriesruimtetemperatuur vertonen.
1.4
Apparaatcontrole
Meten van de apparaatgegevens
De koel- en/of vriesruimtetemperatuur hangt, bij verder gelijke randvoorwaarden, zeer sterk af van de in
het apparaat gebrachte hoeveelheid warmte. Om de gemiddelde koel- of vriesruimtetemperatuur te
kunnen achterhalen dient derhalve de temperatuur in de meetkundige middelevenredige van de koel- of
vriesruimte gedurende minstens 24 uur te worden bijgehouden. De klant dient van tevoren te worden
ingelicht over het feit dat het apparaat tijdens de meting zo weinig mogelijk mag worden geopend en dat
zo weinig mogelijk verse producten erin gelegd mogen, want alleen dan kan de inertietoestand ontstaan.
1.
Te achterhalen waardes
TM/°C
TR/°C
Regelaarpositie
2.
Meetwaardes vergelijken met regelaardiagram.
Uitsluitend voor intern gebruik
regelaarpositie 1
kernbereik van de regelaarpositie 2 tot 4
regelaarpositie 5
=
=
=