1.
Apparaatcontrole met het curvendiagram
1.1
Algemeen
Koel- en vriesapparaten zijn steeds onderhevig aan het wisselspel tussen warmtewerking, begrensd
koelvermogen en de traagheid van het systeem. De temperaturen van koel- en vriesruimte zijn daarom
afhankelijk van
het apparaat
de regelaarpositie
de opstelling.
Een uitzondering hierop vormen, binnen de inzetbaarheidsgrenzen en tijdens de intertietoestand, enkel
die elektronisch geregelde apparaten die de binnentemperatuur van het apparaat als richtwaarden
meten.
Ook binnen in het apparaat heersen op verschillende meetkundige plekken verschillende temperaturen.
Om überhaupt vergelijkbare waardes te verkrijgen dient men, altijd op de meetkundige middeleven-
redige, de gemiddelde koel- en/of vriesruimtetemperatuur te meten.
1.2
Curvendiagram
Opheldering over vermogen en temperatuurgedrag van de koel- en vriesapparaten verschaffen de in het
laboratorium speciaal voor het betreffende apparaat opgestelde curvendiagrammen, en wel onder de
volgende randvoorwaarden:
Apparaat bevindt zich in inertietoestand (het koelaggregaat werkt uitsluitend om het binnen-
dringen van warmte via isolatie, deurafdichting en warmtebruggen te compenseren)
Apparaat is leeg
Deur blijft tijdens het meten gesloten
Omgevingstemperatuur (TR) is constant.
Al naargelang
de regelaarinstelling,
de omgevingstemperatuur TR (°C)
en de op de horizontale as ingevulde
gemiddelde koelruimtetemperatuur TM (°C)
zijn op de verticale as de testwaardes
EAN (KWh/d):
RED (%):
TV (°C):
TFKF (°C):
TKEF (°C):
grafisch weergegeven.
genormeerde, gemiddelde energieopname per dag
relatieve compessorinschakeling
gemiddelde temperatuur in vriesvak
gemid. temp. in vershoudvak
gemid. temp. in keldervak
Servicehandboek Koelkasten 1999
Uitsluitend voor intern gebruik