NL
HANDLEIDING
OBJECTEN VERLICHTINGSKANAAL
Object 0: "Ingang: Verlichtingskanaal blokkeren" (lengte 1 bit)
De schakel-/dimuitgangen van het verlichtingskanaal worden met een
AAN-signaal geblokkeerd en met een UIT-signaal gedeblokkeerd.
Met behulp van parameters kan de toestand van het verlichtingskanaal na
het blokkeren en deblokkeren worden vastgelegd.
Object 1: "Ingang: Verlichtingskanaal handmatig aan/uit" (lengte 1 bit)
Opgelet: Absoluut noodzakelijk bij de halfautomatische modus!
Handmatige bediening blijft bij aanwezigheid na afloop van de nalooptijd
beschikbaar, als in de parameters "Tijdens aanwezigheid" is ingesteld.
Is "Met gedeactiveerde lichtmeting tijdens blokkeertijd" geselecteerd,
dan is de lichtmeting niet actief. Daarna schakelt de melder over naar
de normale modus. De handmatige bediening is niet van invloed op de
bewegingsdetectie.
Object 2: "Ingang: Verlichtingskanaal handmatig dimmen" (lengte 4 bits)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Ingang voor KNX-aanraaksensoren opdimmen, afdimmen. Bij het schrijven
naar dit object wordt het verlichtingskanaal handmatig geregeld, de
signalen worden via object 6 doorgestuurd naar de dimactuator.
Handmatige bediening blijft bij aanwezigheid na afloop van de nalooptijd
beschikbaar, als in de parameters "Tijdens aanwezigheid" is ingesteld.
Is "Met gedeactiveerde lichtmeting tijdens blokkeertijd" geselecteerd,
dan is de lichtmeting niet actief. Daarna schakelt de melder over naar
de normale modus. De handmatige bediening is niet van invloed op de
bewegingsdetectie.
Object 3: "Ingang: Verlichtingskanaal handmatige dimwaarde" (lengte 1 byte)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Ingang voor het vastleggen van dimwaarden. Bij het schrijven naar dit
object wordt het verlichtingskanaal handmatig geregeld, de waarden
worden via object 7 en 8 doorgestuurd naar de dimactuator.
Handmatige bediening blijft bij aanwezigheid na afloop van de nalooptijd
beschikbaar, als in de parameters "Tijdens aanwezigheid" is ingesteld.
Is "Met gedeactiveerde lichtmeting tijdens blokkeertijd" geselecteerd,
dan is de lichtmeting niet actief. Daarna schakelt de melder over naar
de normale modus. De handmatige bediening is niet van invloed op de
bewegingsdetectie.
Object 4: "Uitgang: Verlichtingskanaal 1 aan/uit" (lengte 1 bit)
Functie: Schakelen
Object 4: "Uitgang: Verlichtingskanaal aan/uit" (lengte 1 bit)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Bij behoefte aan kunstlicht (schakeldrempel 1/richtwaarde via parameter)
en aanwezigheid zendt de uitgang een AAN-signaal.
Bij voldoende daglicht en/of afwezigheid wordt na afloop van de
nalooptijd een UIT-signaal verzonden.
Object 5: "Uitgang: Verlichtingskanaal 2 aan/uit" (lengte 1 bit)
Functie: Schakelen
Bij behoefte aan kunstlicht (schakeldrempel 2 als verschil ten opzichte van
schakeldrempel 1 via parameter) en aanwezigheid zendt de uitgang een
AAN-signaal.
Bij voldoende daglicht en/of afwezigheid wordt na afloop van de
nalooptijd een UIT-signaal verzonden.
RC 230 KNX
EM10015472, EM10015489
Object 6: "Uitgang: Verlichtingskanaal dimmen" (lengte 4 bits)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Signalen worden bij lang handmatige bediening van een aanraaksensor
(object 2) via dit object aan de dimactuator doorgestuurd.
Object 7: "Uitgang: Verlichtingskanaal dimwaarde 1" (lengte 1 byte)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Bij behoefte aan kunstlicht en bij aanwezigheid zendt de uitgang een
AAN-/waardesignaal (1 byte).
Na afloop van de nalooptijd wordt bij afwezigheid of voldoende
daglicht (regelaar op laagste stand) overgeschakeld naar 0 % of
oriëntatieverlichting.
Object 8: "Uitgang verlichtingskanaal dimwaarde 2" (lengte 1 byte)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Bij behoefte aan kunstlicht en bij aanwezigheid zendt de uitgang een
AAN-/waardesignaal (1 byte).
Na afloop van de nalooptijd wordt bij afwezigheid of voldoende daglicht
(regelaar op laagste stand) een 0 % verzonden of overgeschakeld naar
oriëntatieverlichting.
Verschil tussen dimwaarde 2 en dimwaarde 1 instelbaar via parameter
Object 9: "Ingang: Verlichtingskanaal 1 bevestiging actuator" (lengte 1 bit)
Functie: Schakelen
Object 9: "Ingang: Verlichtingskanaal bevestiging actuator" (lengte 1 bit)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Met behulp van dit object kan het statusobject van een actuator worden
uitgelezen. Als de actuator niet door de melder wordt gestuurd, schakelt
verlichtingskanaal 1 over naar de stand-bymodus, wanneer de toestand
van kanaal en actuator verschillend zijn.
Object 10: "Ingang: Verlichtingskanaal 2 bevestiging actuator" (lengte 1 bit)
Functie: Schakelen
Met behulp van dit object kan het statusobject van een actuator worden
uitgelezen. Als de actuator niet door de melder wordt gestuurd, schakelt
verlichtingskanaal 2 over naar de stand-bymodus, wanneer de toestand
van kanaal en actuator verschillend zijn.
Object 11: "Ingang: Verlichtingskanaal oriëntatieverlichting aan/uit" (lengte 1 bit)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Met een UIT-signaal wordt de oriëntatieverlichting uitgeschakeld, en met
een AAN-signaal ingeschakeld.
Object 12: "Ingang: Verlichtingskanaal oriëntatieverlichting schakelen" (lengte 1 bit)
Functie: Constante lichtregeling/-sturing
Met een AAN-signaal wordt overgeschakeld van oriëntatieverlichting
waarde 1 naar oriëntatieverlichting waarde 2, met een UIT-signaal van
waarde 2 naar waarde 1.
www.esylux.com
2 /9