4 | Onderhoud
1
1.
2.
3
Afb. 7
Filterreiniging
▶ Schroef de beschermdop er weer op (handvast aandraaien).
▶ Afsluiter openen (4).
Controleer de magnetietindicator
Na de installatie en opstarten moet de magnetietindicator met kortere
tussenpozen worden gecontroleerd. Magnetische vervuiling kan een
slechte doorstroming en daarmee een regelmatig terugkerend alarm van
de warmtepomp veroorzaken (bijvoorbeeld lage of slechte doorstro-
ming, hoge doorstroming of HP alarm). In dat geval moet een magnetiet-
filter (zie lijst van accessoires) worden geinstalleerd. Een filter verlengt
tevens de levensduur van componenten in de warmtepomp en de overige
delen van het verwarmingssysteem.
4.1.3
Oververhittingsbeveiliging (UHS)
Een oververhittingsbeveiliging is alleen aanwezig in binneneenheden
met geïntegreerde elektrische bijverwarming. Wanneer de oververhit-
tingsbeveiliging is geactiveerd, moet deze handmatig worden gereset.
Resetten van de oververhittingsbeveiliging aan IDU Monoblock E:
▶ Installateur of verkoper raadplegen.
4.1.4
Drukwachter
Drukwachter en oververhittingsbeveiliging zijn in serie geschakeld. Op
de bedieningsunit gegeven alarmen of informatie wijzen dus op een te
lage installatiedruk of een te hoge temperatuur van de elektrische bijver-
warming.
Wanneer de drukwachter is geactiveerd, wordt deze automatisch terug-
gezet, nadat de bedrijfsdruk de juiste waarde weer heeft bereikt.
4.1.5
Vochtigheid in koelbedrijf
OPMERKING
Gebrekkige condensisolatie
Vocht in de buurt van componenten van de cv-installatie.
▶ Indien in de buurt van de componenten van de cv-installatie vocht en
condenswater optreed, de warmtepomp uitschakelen en de dealer of
installateur raadplegen.
20
4.1.6
2
De overstortventielen moeten 1-2 maal per jaar worden gecontroleerd.
Uit de uitmonding van het overstortventiel kan water druppelen. De uit-
monding van het overstortventiel (afvoer) mag nooit worden afgesloten.
▶ Het overstortventiel mag alleen druppelen, wanneer de maximaal
4
toegestane druk in de cv-installatie is overschreden. Wanneer het
overstortventiel druppelt bij een druk minder dan 2 bar, de installa-
2.
teur raadplegen.
▶ Voer de afvoer van het overstortventiel af in het riool.
4.2
Voer de volgende inspectie- en onderhoudsstappen enkele malen per
jaar uit om te zorgen dat het maximale vermogen van de warmtepomp
1.
behouden blijft:
▶ Behuizing (mantel)
6 720 805 915-01.1I
▶ Reiniging van de verdamper
▶ Sneeuw en ijs
▶ Reiniging van de condensbak
4.2.1
In de loop der tijd hoopt zich stof en ander vuil op in de buitenunit van de
warmtepomp.
▶ Vuil en loof met een borstel van de warmtepomp verwijderen.
▶ Reinig de buitenkant indien nodig met een vochtige doek.
▶ Scheuren en schade aan de behuizing moeten met roestwerende verf
worden hersteld.
▶ Ter bescherming van de lak kan een standaard waslaag worden aan-
gebracht.
4.2.2
Eventueel op het verdamperoppervlak afgezette aanslag (bijvoorbeeld
stof of vuil) moet worden verwijderd.
De aluminiumlamellen zijn dun en gevoelig.
Deze kunnen gemakkelijk beschadigd raken.
▶ Gebruik geen harde voorwerpen.
▶ Droog de lamellen nooit direct af met een doek.
▶ Draag veiligheidshandschoenen.
▶ Gebruik geen hoge waterdruk.
Reiniging van de verdamper:
▶ Reinigingsmiddel op de verdamperlamellen op de achterzijde van de
warmtepomp sproeien.
▶ Aanslag en reinigingsmiddelen met water volledig afspoelen.
In bepaalde regio's mag het spoelmiddel niet in het kiezelbed worden ge-
spoeld. Wanneer de condensafvoerleiding in een kiezelbed eindigt:
▶ Flexibele condensafvoerleiding voor het reinigen van de afvoerlei-
ding losmaken.
▶ Vang het spoelmiddel op in een geschikte container.
▶ Na het reinigen de condensafvoerbuis weer aansluiten.
Controle van de overstortventielen
Warmtepomp (buitenunit)
Behuizing (mantel)
Verdamper
VOORZICHTIG
EnviLine A/W IDU Monoblock E • 6721825523 (2022/01)