Montageafstand
Houd bij de montage van de componenten vanaf het midden van de busverbindingen
aan de achterzijde naar boven een afstand van ten minste 80 mm en naar onderen van
60 mm aan.
AANWIJZING
Bij de gebruikte schakelende voeding kunnen hiervan afwijkende montageafstanden
vereist zijn. Let hierbij op de technische gegevens van de gebruikte schakelende
voeding.
Busverbindingen
Voor de communicatie van de I/O- en klemmenmodules worden de busverbindingen in
achterzijde
enkelvoudige of 8-voudige uitvoering (Æ volgende afbeelding) in de draagrail geplaatst.
De afzonderlijke insteekplaatsen van de modules zijn begrensd door geleidingsrails.
AANWIJZINGEN
•
•
•
®
Handboek – MOVI-PLC
I/O-systeem
Bij elke I/O- en klemmenmodule wordt een enkelvoudige busverbinding aan de
achterzijde meegeleverd. Vervang bij de aansluiting van I/O- en klemmenmodules
op een buskoppeling steeds acht enkelvoudige busverbindingen aan de achterzijde
door één 8-voudige busverbinding aan de achterzijde OBP81B.
Voorbeeld: gebruik bij twintig I/O-modules twee 8-voudige busverbindingen aan de
achterzijde en vier enkelvoudige busverbindingen.
Let tevens op de aanwijzingen in de paragraaf "Stapsgewijze montage van het
®
MOVI-PLC
I/O-systeem" en in het hoofdstuk "Configuratie van de I/O-modules".
De schakelende voeding wordt niet in de busverbinding aan de achterzijde
gestoken, maar naast het MOVI-PLC
Installatie
Mechanische installatie
®
I/O-systeem gemonteerd.
3
62006AXX
62086AXX
11