6
nl | Systeemoverzicht
Afhankelijk van de gespecificeerde melderklasse activeert de thermosensor de alarmstatus
wanneer de maximumtemperatuur van 54°C of 69°C wordt overschreden (thermisch
maximum), of wanneer de temperatuur binnen een ingestelde tijd stijgt met een bepaalde
waarde (thermisch differentiaal).
2.1.3
Chemische sensor (gassensor)
De gassensor detecteert hoofdzakelijk de koolmonoxide (CO)
die bij een brand ontstaat, maar detecteert ook waterstof (H)
en stikstofmonoxide (NO).
Het onderliggende meetprincipe is CO-oxidatie en de
meetbare stroom die daardoor wordt opgewekt. De sterkte
van het sensorsignaal is evenredig aan de concentratie van
het gas.
De gassensor levert extra informatie om misleidende
variabelen betrouwbaar te onderdrukken.
2.2
Beschrijving van het systeem
Er zijn tot drie detectieprincipes geïntegreerd in brandmelders van de FAP-425/FAH-425-serie:
–
–
–
–
–
De afzonderlijke sensoren kunnen worden geprogrammeerd via het LSN-netwerk en zijn
schakelbaar met een tijdklok voor bijv. dag/nacht-toepassing Alle sensorsignalen worden
continu geanalyseerd door de interne signaalanalyse-elektronica (ISP) en worden met elkaar in
verband gebracht. Door de sensoren te koppelen kan de combinatie van detectoren ook
worden gebruikt in omgevingen waar werkzaamheden een lichte mate van rook, stoom of stof
veroorzaken. Als een signaalcombinatie overeenkomt met de geselecteerde identificatie voor
het werkgebied van de melders, volgt er automatisch een alarm.
2.3
Knipperfrequentie en foutmeldingen
De LSN improved melder heeft een centraal geplaatste tweekleuren-LED die in de kleur groen
kan knipperen om de bedrijfsstatus weer te geven.
De groene LED op de melders van de FAP-425/FAH-425-serie, LSN improved is uitgeschakeld
bij levering. Deze kan naar wens worden ingeschakeld via de programmeersoftware.
De LSN improved melder bewaakt zichzelf constant en maakt zelf aanpassingen gedurende
zijn levensduur om zijn gevoeligheid aan te passen aan de ingestelde drempelwaarde.
De brandmeldcentrale krijgt bericht zodra de melder te veel is vervuild.
Zodra er een alarm is geactiveerd, gaat de rode LED knipperen.
De melder gaat terug naar normale werking als het alarm is gereset via de centrale.
2.4
Productkenmerken
–
2014.10 | 1.0 | F.01U.309.613
Optisch (rook): O
Tweevoudig optisch (rook): DO
Thermisch (hitte): T
Chemisch (CO-gas): C
Melder met draaischakelaar: R, automatisch en handmatig adresseerbaar
Zelfbewaking van de sensoren, met weergave op de brandmeldcentrale:
–
Actieve instelling van de drempelwaarde (driftcompensatie) wanneer de optische
sensor vervuild raakt.
–
Actieve instelling van de drempelwaarde (driftcompensatie) van de chemische
sensor.
Operation Guide
AVENAR detector 4000
3
Chemische sensor
Bosch Sicherheitssysteme GmbH