3. Montage aan een wand
•
Respecteer de veiligheidsafstanden tot andere wanden en de vloer zoals
aangegeven in fig. 4. Het apparaat niet lager installeren dan 1,8 m boven de
vloerpas.
•
Enkel de straler horizontaal monteren met het aansluitsnoer aan de rechterkant, zie
fig. 5. Het is ten strengste verboden de straler verticaal of schuin te monteren (gevaar
voor oververhitting).
•
De straler moet buiten steeds onder een afdak of gelijkwaardige afscherming
gemonteerd worden zodat hij niet rechtstreeks onder invloed kan komen van regen of
sneeuw.
•
Boor in de wand 2 bevestigingsgaten met een boor van 8 mm. De onderlinge afstand
is 256 mm. Plaats de pluggen in de geboorde openingen, zie fig. 6.
•
Monteer met schroeven de bevestigingsbeugel stevig tegen de wand.
Zorg ervoor dat de stutten die de inclinatiebeweging van de straler beperken zich aan
de bovenzijde bevinden.
•
Bevestig het apparaat aan de beugel en gebruik hiervoor de 2 meegeleverde
schroeven M5 x 12 mm, zie fig. 8.
•
Pas de inclinatiehoek aan en schroef dan de 2 vijzen stevig vast, zie fig. 9.
4. Montage aan het plafond
•
Respecteer alle veiligheidsafstanden zoals aangegeven in fig. 10.
De montagehoogte boven de vloerpas moet minimum 1,8 m zijn.
•
De straler moet perfect horizontaal gemonteerd worden en niet schuin zoal wordt
aangegeven in fig. 11 en 12.
•
Hang de straler op met kettingen of gelijkwaardige materialen die stevig zijn en
warmte kunnen verdragen. De kettingen worden bevestigd aan de hoekbeugels zodat
men de muurbeugel in dit geval niet hoeft te monteren, zie fig. 13.
5. Elektrische verbinding met het net
•
Het toestel heeft de klasse I en moet dus degelijk geaard worden.
•
De straler mag enkel verbonden worden met een stroomkring die dubbelpolig
beveiligd is met een aangepaste zekering en waarvoor ook een aardlekschakelaar
voorzien is met gevoeligheid 30 mA.
•
Bij het realiseren van de elektrische verbindingen zal men alle veiligheidsrichtlijnen
respecteren die van toepassing zijn, waaronder het AREI.
Opgelet !
Zorg ervoor dat de aansluitkabel van het apparaat of andere leidingen
de metalen delen van de straler niet kunnen raken, zie fig. 14.
Opgelet !
Zorg ervoor dat de aansluitkabel van het apparaat of andere leidingen
de metalen delen van de straler niet kunnen raken, zie fig. 14.
9