5. Ingebruikneming / Gebruik
Opgelet!
Lees de veiligheidsrichtlijnen voordat u de vulling aanbrengt,
en vooral het punt "Bediening".
• Werk met het toestel in een goed verluchte ruimte en niet in de buurt van warmtebronnen.
• Plaats het toestel op een horizontaal, stabiel en slipvast oppervlak.
• Draai de gasregelaar met een kwartdraai tegen de klok in en ontsteek het toestel
onmiddellijk aan de brander aan met een gasontsteker (afb. E).
• Draai de gasregelaar in (+)plus• of (-)min• richting om het gewenste vermogen van het
toestel in te stellen.
• Als het toestel koud is, als ermee geschud wordt of het gebruikt wordt met een nieuwe
vulling, kan er een onregelmatige vlam geproduceerd worden of kan er gas in vloeibare
vorm ontsnappen. Dit is normaal en wijst niet op een gebrek. De vlam zal na 2–3 minuten
of nadat het toestel is opgewarmd stabiliseren.
• Mocht u iets ongewoons opmerken, sluit dan de gasregelaar onmiddellijk. Tijdens een
langer gebruik is het normaal dat de bodem van de vulling afkoelt.
• Als u het werk met het toestel hebt afgerond, draait u de gasregelaar met de klok mee, tot
de regelaar gesloten is. Let erop dat de brander heel heet is en dat dit tot verbrandingen
kan leiden. Voordat u het toestel opbergt, laat u het afkoelen.
Vervangen van de vulling
• Controleer voor het vervangen van de gasvulling of de brander gedoofd is.
• Zorg ervoor dat de vulling volledig leeg is door de regelklep te openen. Zorg ervoor dat
er geen gas ontsnapt, en schudt met het toestel om u ervan te vergewissen dat het geen
vloeistof bevat.
• Schroef het toestel tegen de klok in van de vullinghouder af en verwijder de gebruikte
vulling.
• Handel zoals in het hoofdstuk "Aanbrengen van de vulling" beschreven
Lees de veiligheidsrichtlijnen die in het hoofdstuk "Voor het
wegnemen van de vulling" staan zeker zorgvuldig door.
10