Download Print deze pagina

Danfoss SM Instructies pagina 4

Advertenties

Instructies
teemvulling zo dicht mogelijk benaderen om
werking bij lage druk en extreme oververhit-
ting te voorkomen. De druk aan de lagedruk-
zijde mag maximaal 5 bar hoger zijn dan de druk
aan de hogedrukzijde. Een hoger drukverschil
kan de compressor intern beschadigen.
• Houd de koudemiddelvulling, indien moge-
lijk, onder de aangegeven vulgrens. Boven
deze grens moet de compressor worden be-
schermd tegen terugstromen van de vloei-
stof door middel van een pump-downcyclus
of een vloeistofafscheider.
• Laat de vulcilinder nooit aangesloten op het
circuit.
Compressormodellen
SM/SZ 084, 090, 100
SM/SZ 110, 120
SM 112, 124, 147
SM/SZ 115, 125
SM/SZ 148, 160, 161
SM/SZ 175, 185
SY/SZ 240
SY/SZ 380
SH /WSH 090
SH / WSH 105, 120, 140,
161, 184
SH 180, 240, 295, 300
SH 380
9 - Controle voor inbedrijfstelling
Gebruik veiligheidsapparatuur zoals een vei-
ligheidspressostaat en mechanische ontlastklep
in overeenstemming met zowel algemeen als
lokaal geldende voorschriften en veiligheids-
normen. Controleer of de apparatuur werkt en
goed is ingesteld.
Controleer of de instellingen van de hoge-
drukpressostaten en ontlastkleppen de maxi-
male werkdruk van de aanwezige systeemcom-
ponenten niet overschrijden.
• Het
gebruik
van
een
staat wordt aanbevolen om werking on-
der vacuüm te voorkomen. Minimum-
instelling voor SM/SY/SZ: 0,5 bar g. Minimu-
minstelling voor SH / WSH: 1,5 bar g.
• Controleer of alle elektrische aansluitingen
goed zijn bevestigd overeenkomstig de
lokale voorschriften.
• Wanneer carterverwarming nodig is, moet
deze minimaal 12 uur voor de allereerste
inschakeling of de eerste inschakeling na
langdurige stilstand onder spanning worden
gebracht voor carterverwarming met riem (6
uur voor oppervlaktecarterverwarming)
10 - Opstarten
• Start de compressor nooit wanneer deze niet
is gevuld met koudemiddel.
• Alle serviceafsluiters moeten in geopende
positie staan.
• Breng de druk aan de hoge- en lagedrukzijde
met elkaar in balans.
• Schakel de compressor in. Hij moet meteen
opstarten. Wanneer de compressor niet start,
moet u controleren of de bedrading en de
spanning op de klemmen overeenkomen.
• Eventuele omkering van de draairichting kan
als volgt worden gedetecteerd: de compres-
sor bouwt geen druk op, hij maakt bijzonder
veel lawaai en heeft een abnormaal laag ener-
gieverbruik. In dergelijke gevallen moet u de
compressor onmiddellijk uitschakelen en de
fasen met de juiste klemmen verbinden. De
meeste Performer® scrollcompressoren zijn
beveiligd tegen omgekeerd draaien door
middel van een interne omkeerbeveiliging
FRCC.EI.003.A4.10 - May 2012
of de externe elektronische beveiligings-
module. Deze zullen automatisch uitschake-
len. Alleen SH090 tot 184, WSH090 tot 184
en SM 112, 124, 147 beschikken niet over
een omkeerbeveiliging. Deze compressoren
zullen beschadigd raken wanneer zij in de
omgekeerde draairichting draaien.
• Wanneer de interne overbelastingsbeveili-
ging uitschakelt (SM/SZ 084, 090, 100, 110,
112, 120, 124, 147, 148, 161 en SH / WSH 090,
105, 120, 140, 161,184) moet deze afkoelen
tot 60 °C voordat deze wordt gereset. Afhan-
kelijk van de omgevingstemperatuur kan de
wachttijd oplopen tot enkele uren.
• Wanneer de interne drukontlastklep opent
Max. hoeveelheid
(SY/SZ 240, 300, 380 en SH 380) zal het carter
koudemiddel (kg)
van de compressor warm worden en zal de
8.5
compressor uitschakelen door de motorbe-
10
veiliging.
7.9
11
11 - Controle van werkende compressor
12.5
• Controleer het stroomverbruik en de spanning.
13.5
• Controleer de oververhitting van de zuiglei-
16
20
ding om de kans op vloeistofslag te beperken.
5.9
• Houd het oliepeil in het kijkglas gedurende
7.9
circa 60 minuten in de gaten om er zeker van
te zijn dat de olie goed wordt teruggevoerd
13.5
naar de compressor.
14.5
• Overschrijd de bedrijfslimieten niet.
• Controleer alle leidingen op abnormale tril-
lingen. Bij bewegingen van meer dan 1,5 mm
zijn corrigerende maatregelen nodig zoals
leidingbeugels.
• Indien nodig kan extra koudemiddel in vloei-
bare vorm worden toegevoegd aan de la-
gedrukzijde, zo ver mogelijk verwijderd van
de compressor. De compressor moet tijdens
deze procedure in bedrijf zijn.
• Voorkom overvullen van het systeem.
• Laat het koudemiddel nooit vrijkomen in de
atmosfeer.
• Voer een algemene installatiecontrole uit
ten aanzien van een schone werking, geluid
lagedrukpresso-
en lekdetectie voordat u de installatielocatie
verlaat.
• Noteer het type en de hoeveelheid koude-
middelvulling en de bedrijfsomstandigheden
als referentie voor toekomstige inspecties.
12 - Onderhoud
De interne druk en de oppervlaktetempera-
tuur zijn gevaarlijk en kunnen permanent letsel
veroorzaken. Onderhoudspersoneel en instal-
lateurs moeten beschikken over de relevante
vaardigheden en hulpmiddelen. De tempera-
tuur van de leiding kan oplopen tot boven de
100 °C en dit kan ernstige brandwonden veroor-
zaken.
Zorg
houdsinspecties
de betrouwbaarheid van het systeem te
waarborgen en om te voldoen aan de
lokale voorschriften.
Om systeemgerelateerde problemen met de
compressor te voorkomen, wordt het volgende
schema voor preventief onderhoud aanbevolen.
• Controleer of de veiligheidsapparatuur werkt
en goed is ingesteld.
• Controleer of het systeem lekvrij is.
• Controleer het stroomverbruik van de com-
pressor.
• Controleer of het systeem werkt in overeen-
stemming met eerdere onderhoudsrappor-
ten en omgevingscondities.
• Controleer of alle elektrische aansluitingen
nog steeds goed vastzitten.
• Houd de compressor schoon en controleer
op roest en oxidatie op het compressorhuis,
ervoor
dat
periodieke
onder-
worden
uitgevoerd
om
de leidingen en de elektrische aansluitingen.
13 - Garantie
Bij het indienen van een garantieclaim dient u
altijd het modelnummer en het serienummer
van het betre ende product te vermelden.
De productgarantie kan komen te vervallen in
de volgende gevallen:
• Een ontbrekend typeplaatje.
• Externe modi caties, met name afgebroken po-
ten of sporen van boren, solderen of schokken.
• Een compressor die is opengemaakt of niet
afgesloten wordt teruggestuurd.
• De aanwezigheid van roest, water of lek-
detectiekleurstof in de compressor.
• Het gebruik van een koudemiddel of olie dat
niet is goedgekeurd door Danfoss.
• Enige afwijking van de aanbevolen instruc-
ties met betrekking tot installatie, toepassing
of onderhoud.
• Gebruik in mobiele toepassingen.
• Gebruik in explosieve omgevingen.
• Het ontbreken van een modelnummer of
serienummer bij de garantieclaim.
14 - Afvoeren
Danfoss beveelt aan om compressoren
en compressorolie ter plaatse te laten
recycleren door een gespecialiseerd
bedrijf.
Copyright Danfoss Commercial Compressors - DSS - 05/12

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

SySzShWsh