Aansluitklemmen
Als u een laboratoriumnetvoeding of een accupack voor de spanningsvoorziening gebruikt,
kunt u de afgestripte aansluitkabel direct zonder insteekverbinding hier aansluiten.
Controleer welke van de draden massa ("minus") en welke spanninggeleidend ("plus") is.
Schakel de spanningsvoeding uit en klem de kabeleinden, door op de bedieningshendel te
drukken, aan op de 2-polige klemmen, let op de juiste polariteit.
Laagspanningsbus
Op deze bus kunt u een gebruikelijke stekkernetvoeding, die een gelijkspanning van 9 tot 15
Volt en 1A levert, aansluiten. De minpool moet daarbij buiten liggen. Let vooral bij een
netvoeding met meerdere stekkers er op, omdat hier de polariteit vrij gekozen kan worden.
Spanningsregelaar
De spanningsregelaar met zijn gemonteerde koellichaam is toereikend om het Application
board met uitbreidingsmodules te laten werken. Wanneer u eigen schakelingen of apparaten
aansluit, moet u er op letten dat de spanningsregelaar met een toereikende koellichaam
voorzien moet worden, indien het gezamenlijke stroomverbruik van alle componenten boven
de 250 mA komt. Het gemonteerde koellichaam is voor een hoger stroomverbruik niet
voldoende.
Referentiespanning
Het Application board stelt ook een nauwkeurige referentiespanning van 5V voor de AD-
omvormer van de M-unit ter beschikking. De bijbehorende jumper JP1 op de M-unit moet in
werking met het Application board verwijdert zijn.
Bedrijfsindicatie
LED1 (naast de klem voor de voedingsspanning) geeft aan dat het Application- board met
spanning verzorgd wordt.
LC-display
Het verlichte standaard- LC–display met 2x16 tekens puntmatrix, is op het Application- board
vast gemonteerd. Met behulp van de scharnierbout kan het display optimaal ingesteld
worden om ook bij slechte condities goed te kunnen aflezen.
Contrast
Links naast het LC-display bevindt zich een instel-trimmer waarmee het contrast ingesteld
kan worden. Draai deze instel-trimmer met de wijzers van de klok mee voor meer contrast.
Aansturing
De verlichting van het LC-display wordt geschakeld met poort 16. Let er op dat het LCD
geïnverteerd geschakeld wordt, d.w.z. deze poort moet LO zijn om het LC-display te
verlichten.
Het LC-display is vast verbonden met bytepoort 2, dus verbonden met de poorten 9 t/m 16.
Indien u deze poorten anders wilt gebruiken dan voor het LC-display, wat zeker weinig zal
gebeuren, is het mogelijk het bytepoort zoals gewoonlijk te gebruiken, omdat op het LC-
display alle aansluitingen als ingang geschakeld zijn. Echter is het veiliger om het LC-display
eerst te initialiseren en daarna de poorten te deactiveren, wanneer deze als ingang
toegepast worden.
Het juist functioneren kan hier echter niet gegarandeerd worden.
7