Installatie en Onderhoud
Nota : indien de purgeertijd groter is dan zero, zal de regelaar de
automatische sondereiniging automatisch beperken tot maximum 9
seconden, dit om polarisatie ter hoogte van de sonde te
voorkomen.
De aflezing op de display wordt ook enkel
geactualiseerd als de spuiklep open is. Tussen twee purges geeft
de regelaar 0000 op het scherm, daar er geen meting en dus geen
correcte reële aflezing is.
6.4.6.3. INPUT – TDS – PURGE – DURATION
Duration = de tijd dat de spuiklep geopend is, zodat een
representatief staal van het ketelwater voorbij de sonde passeert
en een correcte geleidbaarheidsmeting kan uitgevoerd worden.
Indien de sonde in de stoomketel geïnstalleerd wordt, of bij een
CCD-systeem (condensaat contaminatie detectie systeem), wordt
de "duration" op 0 gezet.
Bij een BCS1 - & BCS4 – systeem volstaat 30 seconden meestal
opdat ketelwater van de correcte temperatuur voorbij de sonde
passeert. Dit dient echter best geverifieerd te worden. Bij traag
openende spuikleppen of indien er een lange of grote diameter
leiding is tussen stoomketel en sonde, is een langere purgeertijd
vereist.
De purgeertijd kan ingesteld worden tussen 1 & 180
seconden, per seconde.
Nagaan van de benodigde purgeertijd :
-
Start met een koude spuileiding, laat zeker 15 minuten tussen
de vorige spui en de test.
-
Stel de purge-tijd (duration) in op 60 seconden (of groter
indien nodig) en calibreer de regelaar.
-
Noteer hoe lang het duurt opdat de aflezing zich stabiliseert.
Dit is de tijd die onder "duration" dient ingesteld te worden.
(De purgeertijd kan ingesteld worden tussen 1 & 180
seconden, per seconde.)
6.4.6.4. INPUT – TDS – PURGE – INTERVAL/BURNER
Nota : deze functie verschijnt niet als de "duration" op 0 gezet werd
(dus meting in de stoomketel).
Interval : dit is de tijd tussen de purges, en kan ingesteld worden
tussen 10 & 60 minuten gerekend in reële tijd ("normal")of
brandertijd ("cumulative").
6.4.6.5. INPUT – TDS – PURGE - CAL
Bij calibratie van het systeem dient de stoomketel in werking te zijn
en op normale werkingstemperatuur, zeker indien er géén Pt100
geïnstalleerd werd.
Om nauwkeurig te werken, dienen zowel het Set Point
(wenswaarde) als Calibration (calibratie) groter te zijn dan 10% van
het gekozen bereik. De regelaar wordt het best gecalibreerd als
de geleidbaarheid zich rond de wenswaarde bevindt. Het kan dus
nodig zijn de stoomketel enige tijd te laten werken opdat het water
kan indikken en de wenswaarde benadert, alvorens een (finale)
calibratie uit te voeren. Verifieer de calibratie wekelijks om tot een
optimale werking te komen.
Neem een monster van het ketelwater en meet de geleidbaarheid
(µS/cm) via de MS1 van Spirax Sarco.
gecalibreerd
wordt
op
basis
geleidbaarheid of TDS, neutraliseer dan eerst en meet dan opieuw.
Geef de gemeten waarde in het calibratie menu van de regelaar,
en druk op de OK.
Er verschijnt 'CAL' op de display en dit
gedurende 1 minuut (indien PURGE = 0 sec) of gedurende de tijd
ingesteld onder PURGE. Daarna wordt gedurende 5 seconden de
berekende sondefactor weergegeven op het scherm. En hierna
gaat de regelaar terug naar de normale werking bij RUN menu, of
naar het indienstname menu, al naargelang vanuit welk menu u de
calibratie doorvoerde.
IM-P403-89 / EMM-BEn-09
Indien de regelaar
van
een
geneutraliseerde
geef de
zie nota
gemeten
hieronder
geleidbaarheid
in
Als de celconstante van de sonde zich buiten het normale bereik
bevindt (0.2 – 0.7) verschijnt er 'WARNING' op het scherm.
Indien de celconstante van de sonde zichver buiten het normale
bereik bevindt (<0.01 of > 1.00), verschijnt er 'ERROR'.
Zie 9. Probleemoplossing.
Nota : indien men calibreert via het "indienstname menu" (via het
paswoord), wordt de ingangspanning van het sondecircuit
weergegeven gedurende 'CAL...'.
tussen 0 & 2.500 V en wordt gebruikt voor diagnostische
doelstellingen en varieert met geleidbaarheid, temperatuur,
sondeconditie en installatie.
Sonde geïnstalleerd in de spuileiding
Bepaal eerst de correcte purgetijd, zodat de sonde de
geleidbaarheid bij de stoomketeltemperatuur meet.
Neem een monster en meet de geleidbaarheid.
Geef de gemeten waarde in in de regelaar en druk op de
toets.
De regelaar start de purgeercyclus en meet de
geleidbaarheid van het reële ketelwater aan het eind van de
purgeertijd.
Sonde
bij
een
CCD-systeem
detectie systeem)
De waterbehandelingsspecialist zal de geschikte geleidbaarheid
voor uw toepassing kunnen opgeven.
naargelang installatie, chemische eigenschappen en mogelijke
vervuilers. De normale waarde van proper condensaat kan vaak
laag liggen, rond 1 à 2 µS/cm, met een alarmniveau bij het CCD-
systeem dat veel hoger ligt, bijvoorbeeld rond 30 à 40 µS/cm.
Om een CCD-systeem te calibreren, dient een vloeistof met een
geleidbaarheid
die
deze
geleidbaarheid benadert, in het systeem geintroduceerd te worden.
Gebruik hiervoor bijvoobeeld een mengeling van leidingswater en
condensaat, 5 l volstaat meestal. Gebruik de MS1 manuele
geleidbaarheidsmeter om de geleidbaarheid van het monster te
bepalen. Sluit beide afsluiters (typisch in 5/4"), open de beide
draineerkranen (typisch in ¾"), giet het monster erin en laat
doorlopen totdat er geen bellen meer in zitten.
draineerkraan op de uitloop en laat de display stabiliseren.
Calibreer de regelaar.
Verifiëer de regelaar's calibratie na enkele dagen, daarna
periodische afhankelijk van de installatie.
BC3250
licht iedere
seconde op
Deze ingangspanning ligt
(condensaat contaminatie
Dit kan sterk variëren,
van
de
maximum
toegelaten
Sluit dan de
- 17 / 32 -
-