3.
Overtuig U ervan dat de omgeving waarin het
oestel wordt geplaatst niet zal leiden tot
gevaarlijke situaties. In het bijzonder dient de
omgeving,
waarin
verwarmingssecties bevinden, nauwkeurig te
worden gecontroleerd.
Tevens dient men ook na te gaan of de
constructie van het gebouw sterk genoeg is om
het toestel en de daarbijhorende onderdelen te
dragen of te ondersteunen.
4.
Bij
buitenbouwtoestellen
eventueel een toegang verschaffen tot het
gebouw via het luchtdistributiesysteem.
Veiligheidshalve is het aan te raden om hier de
nodige voorzorgsmaatregelen te treffen.
5.
Controleer of er voldoende plaats voorzien is om
een doeltreffende onderhoudsbeurt van het
toestel, onder veilige omstandigheden, te
waarborgen.
De vereiste vrije ruimte moet
minimum gelijk zijn aan de breedte van de
warmtesectie aan controlezijde (deze breedte is
gespecifieerd in de bijhorende installatie-
instructies).
Bij grotere toestellen, waar warmtesecties
parallel naast elkaar worden opgesteld (e.g.
RA48) dient er aan beide zijden van het
Figuur 2 : aanbevolen dakopstelling
Legende : 1.
toestel
2.
draagprofiel
6
zich
de
gasgestookte
kan
men
zich
3.
ondersteuning
4.
kanaalopening
toestel een minimum vrije ruimte te worden
gerespecteerd.
6.
Om
de
goede
behandelingskast niet te verstoren moet men
vermijden dat uitlaat- & afvoersystemen,
vreemd
aan
de
onmiddellijke
omgeving
bevinden.
7.
Opgelet : ter voorkoming van waterinsijpeling bij
dakopstelling is het ten stelligste aan te raden
de openingen in het dak te beperken tot de
luchtinlaat- & luchtuitblaasopeningen : hoe
kleiner het contactoppervlak van het toestel
met het dak, hoe kleiner het risico bestaat op
waterinsijpeling (zie figuur 2).
Kan men zich hiertoe niet beperken, dan dient
men een dakbedekking te voorzien (zie figuur
3). In dit geval moet uitzonderlijke aandacht
worden besteed aan de opbouw van het toestel
en aan de afdichting van de openingen.
Hou er ook rekening mee dat de uitzettings-
coëfficienten van het toestel en het dak
verschillend kunnen zijn. Dit moet zeker in acht
genomen worden indien grote steunopper-
vlakten van het toestel in aanraking komen met
het dak.
5.
afdichting
6.
afdichting
werking
van
de
installatie,
zich
in
van
het
toestel
lucht-
de