Het programmeren van aanvullende functies
Het oproepen, activeren en op-
slaan
De aanvullende functies worden ge-
programmeerd met behulp van de
toetsen voor de extra functies en met
behulp van de programmakeuze-
schakelaar. Deze toetsen en de pro-
grammakeuzeschakelaar hebben
dus een tweede functie die niet op
het paneel te zien is.
Ga als volgt te werk:
1
Het apparaat moet uitgeschakeld en
de deur moet gesloten zijn.
De programmakeuzeschakelaar
moet op stand "Einde" staan.
2
Druk de toetsen "Kort" en "Tempera-
tuur laag" tegelijk in en houd ze inge-
drukt.
3
Schakel het apparaat in door op de
j k
- toets te drukken.
4
Laat alle toetsen los.
5
De controlelampjes "Drogen" en "Kou-
de lucht" zijn nu aan het knipperen.
6
Draai de programmakeuzeschake-
laar op
– "WITTE / BONTE WAS Extradroog"
voor de aanvullende functie
"Correctie van de droogtegraad".
– "WITTE / BONTE WAS Kastdroog +"
voor de aanvullende functie
"Zoemer".
– "WITTE / BONTE WAS Kastdroog"
voor de aanvullende functie
"Memory".
20
– "WITTE / BONTE WAS Strijkdroog r"
voor de aanvullende functie
"Kreukbeveiliging".
7
Wanneer nu het controlelampje "Man-
geldroog" brandt is de gekozen aan-
vullende functie actief.
8
Door op de START - toets te drukken
kunt u de aanvullende functies in- of
uitschakelen.
Is het controlelampje "Mangeldroog"
aan, dan is de aanvullende functie
ingeschakeld.
Is het controlelampje "Mangeldroog"
uit, dan is de aanvullende functie
uitgeschakeld.
9
Wanneer u nog meer aanvullende
functies wilt inschakelen, herhaal
dan de stappen
niet:
0
Sla dan de functie(s) op door de pro-
grammakeuzeschakelaar op "Einde"
te draaien en het apparaat met de
j k
- toets uit te schakelen.
Het deprogrammeren van een aanvul-
lende functie
Neem de stappen
Controleren of een aanvullende func-
tie actief is:
Neem de stappen
Schakel het apparaat uit.
De controle is voltooid.
6
8
tot en met
. Zo
1
0
tot en met
1
7
tot en met
.
.