Verbind de connectoren als onderstaand getoond:
Figuur 4, haakse koppeling
Draai de koppelingen goed vast zodat het geheel lekvrij functioneert. De moeren van
de koppelingen moeten 1¼ tot 1½ slagen worden aangedraaid. Denk aan een juiste
positionering van de knelring zoals in de afbeelding aangegeven.
Zorg er voor dat de haakse koppeling altijd naar boven wijst zodat de slang eerst
omhoog loopt. Op deze manier zal het eventueel aanwezige condensaat
terugstromen naar het monsternamepunt.
Figuur 5, meetslang aansluiten
Als geen gebruik wordt gemaakt van de aansluitkit: zorg er voor dat de lengte van de
slang niet langer is dan 30 meter (van monsternamepunt tot aan detector) en niet
groter in diameter dan 6 mm. Een kleinere diamater en kortere lengte van de
monsternameleiding heeft een positief effect op de responstijd van de meting.
Pagina. 7
Versie 2019_V3.1