HB2000N01A Pag. 17/19
6. WERKING VAN DE MD2000 BRANDMELDCENTRALE
Het werkingsprincipe van de LIMOTEC MD2000 modulaire analoog,
adresseerbare brandmeldcentrale is gebaseerd op de analoge uitlezing van de
aangesloten brandmelders. Hierbij zal de uitlezing per detektor gebeuren, zodat
de lokalisatie van de brandhaard onmiddellijk zal kunnen waargenomen worden.
Het besturingssysteem van de LIMOTEC MD2000 brandmeldcentrale bestaat uit
2 microprocessoren, dewelke volledig autonoom werken, doch een wederzijdse
controle uitoefenen. De eerste processor of de scanprocessor leest simultaan alle
brandmelders van de aanwezige netkaarten in. Deze processor staat tevens in
voor het aansturen van de relaiskontakten op de rechtstreeks aangestuurde
relaisprinten, voor de sturingen via de outputkaart (multiplex) en voor de
communicatie met een derde processor (PC-linkkaart of PC-tokenkaart).
Daarnaast wordt via een dual-port ram een communicatie tot stand gebracht met
de tweede processor. Deze verwerkt de alarm- en storingsinformatie afkomstig
van de scanprocessor en staat in voor de communicatie met de buitenwereld
(sturen van het LCD-display, het alfa-numerisch bedieningsklavier, de algemene
bedieningsdruktoetsen, de ingebouwde printer (indien aangesloten) en de
herhaalborden).
De 2 processoren oefenen een wederzijdse controle uit, zodat bij storing van één
van beide, de andere een systeemfout genereert.
De brandmeldcentrale ondervraagt in een constante cyclus van 2 seconden de
toestand van iedere brandmelder. Deze melders worden uitgelezen over een
tweedraadsbekabeling waarbij de processor met een specifieke lusspanning alle
melders op het net, één na één adresseert. De brandmelders reageren ofwel op
rook ofwel op warmte en bezitten een intern analoog signaal dat overeenkomstig
de hoeveelheid rook of warmte bepaald wordt. Dit analoog signaal wordt in de
brandmelder geconverteerd naar een digitale vorm, die over de bekabeling naar
de brandmeldcentrale wordt teruggezonden.
Het signaal wordt pas
teruggezonden naar de brandmeldcentrale nadat de brandmelder door de centrale
geadresseerd werd. De geadresseerde melder stuurt zijn informatie, aangaande de
toestand waarin die zich op dat moment bevindt, terug naar de brandmeldcentrale.
Hierdoor is de centrale op elk ogenblik geïnformeerd over de toestand van ieder
aangesloten detectiepunt.
Het geheel van adresseren en terugmelden wordt
uitgevoerd volgens een vast formaat, namelijk het "XP-95 protocol".
Beknopte beschrijving MD2000 analoog, adresseerbare brandmeldcentrale