PROBLEEM
A de stralingsverwarming schakelt
in, de ontstekingselektrode blijft
vonken en blokkeert vervolgens
B de stralingsverwarming
schakelt gedeeltelijk in
C de brander geeft vuurterugslag
D de stralingsverwarming
schakelt niet in, omdat
er geen gas inkomt
E de onstekingselektrode
vonkt niet en de brander blokkeert
F de gasklep schakelt in, maar
de stralingsverwarming schakelt
niet in en blokkeert
Handleiding_DeLUX_revisie 0_07_2013
Problemen oplossen,
apparaat versie ELEKTRONISCHE
MOGELIJKE OORZAAK
A1 Fase en Nul met verkeerde aansluiting
A2 De vlamdetectie-elektrode is te ver
van het oppervlak van de platen
A3 De regeleenheid is defect
B1 Onvoldoende gasstroom
B2 Inlaatgasdruk van de brander is te laag
B3 Vuil mondstuk
C1 Inlaatgasdruk van de brander is te hoog
C2 Brander of keramische platen zijn vuil
C3 Keramische platen zijn beschadigd
D1 Onderbreking in de elektrische installatie
D2 Geen spanning
D3 Magneetklep staat onder spanning,
maar de spoelen worden niet geladen
E1 De elektrode vonkt niet, omdat de
afstand tussen de punt en de aarde
niet goed is
E2 Stroomstoring
E3 De vonk van de ontstekingselektrode
begint dicht bij de keramische
bescherming, omdat deze kapot is, of
tussen de kabel en de massa
F1 Lucht in de gasleiding
F2 Geen gas
OPLOSSING
A1 Controleer de polariteit van Fase/Nul
en de aardeaansluiting
A2 Controleer of de vlamdetectie-elektrode
zich ca. 4 mm van het stralingsoppervlak
bevindt
A3 Vervang de regeleenheid
B1 Controleer of de gastoevoer voldoende
debiet heeft in vergelijking met het
gasverbruik van de stralingsverwarming
B2 Controleer of de gasdruk overeenkomt
met de druk op het typeplaatje
B3 Reinig het mondstuk met perslucht
(GEEN mechanisch apparaat)
C1 Controleer of de gasdruk overeenkomt
met die op het typeplaatje
C2 Blaas, nadat de brander is afgekoeld, vanaf
de binnenzijde perslucht bij lage druk
op het oppervlak van de keramische platen
C3 Vervang de keramische platen
D1 Controleer spanning bij aansluiting van
stroomtoevoer
D2 Vervang de regeleenheid
D3 Vervang de gasklep
E1 Stel de afstand bij (dichterbij of verderaf)
tussen de punt van de onstekings-
elektrode en de massa: moet 3-4 mm zijn
E2 Controleer de contactaansluiting van
elektroden en regeleenheid
E3 Vervang het complete ontstekings- en
detectieapparaat of alleen de elektrode
F1 Herhaal de ontstekingscycli meerdere
keren. Wacht ongeveer 20
seconden tussen elke cyclus
F2 Controleer alle afsluitapparaten op de
gasleiding, voorkom dat de doorgang
wordt geblokkeerd
page 22