Problemen oplossen
1. Controleer dat de printer aanstaat, on-line is en klaar is om af te drukken.
2. Druk de configuratiepagina af en controleer of informatie over de printer en de
configuratie van de printer zoals verwacht op deze pagina staat afgedrukt.
3. Kunt u nu nog niet afdrukken, controleer dan de volgende punten:
a. Controleer dat de bekabeling en de netwerkaansluiting goed zijn. Probeer indien
mogelijk om de printer met een andere kabel op een andere poort van uw hub aan te
sluiten.
b. Controleer op de configuratiepagina de informatie over Network STATISTICS om te
zien of er bytes worden verzonden of ontvangen. Als het aantal bytes niet wordt
verhoogd, ontvangt of verzendt uw printer geen gegevens, wat wijst op een mogelijk
probleem met de netwerkkabel/hub of met de printer.
c. Controleer of een van de lampjes brandt of knippert. De afdrukserver heeft drie
lampjes die gebruikt kunnen worden om te bepalen wat het probleem is.
L-lampje (groen): Verbinding
Dit lampje brandt als er een geldige verbinding met het netwerk bestaat (10BaseT of
100BaseTX). Als dit lampje niet brandt, wordt er geen netwerk waargenomen.
F-lampje (oranje): Fast Ethernet
Dit lampje brandt als de afdrukserver is aangesloten op een 100BaseTX Fast
Ethernet-netwerk. Dit lampje is uit als de afdrukserver is aangesloten op een
10BaseT-netwerk.
A-lampje (groen): Transmissie
Dit lampje knippert als de afdrukserver gegevens ontvangt of verzendt.
L-LED
F-LED
A-LED
(groen)
(oranje)
(groen)