Goede gebruiksprocedures (van toepassing op alle tests)
De kwaliteit van de testresultaten is afhankelijk van de juiste techniek. Houd u zorgvuldig aan
deze goede gebruiksprocedures:
1) Lees deze handleiding volledig door voordat u de analyzer gebruikt.
2) Alleen naar behoren opgeleid laboratoriumpersoneel en medische zorgverleners
mogen de analyzer gebruiken.
3) De diagnose moet gebaseerd zijn op testresultaten in combinatie met klinische
observaties.
4) Hanteer materialen met zorg:
• Vermijd contaminatie door heparine van katheters, wanneer u een bloedmonster
afneemt.
• Gebruik nooit het eerste monster uit een nieuwe serie om te voorkomen dat het
monster met weefseltromboplastine gecontamineerd raakt.
• Houd bloed, vuil en andere substanties uit de buurt van het sondeaanzetstuk om te
voorkomen dat de elektromechanische transducer gecontamineerd raakt.
• Gebruik een sonde of cuvette nooit opnieuw, zulks om trombinecontaminatie te
voorkomen.
5) Voor kloppende resultaten moeten de cuvettes op temperatuur komen voordat analyse
plaatsvindt. Om de cuvette op temperatuur te laten komen, plaatst u deze ten minste
30 seconden voordat u een test uitvoert, in de cuvettehouder.
6) Breng de sonde altijd in en verwijder hem altijd door hem verticaal over het
sondeaanzetstuk te plaatsen. Beweeg het aanzetstuk nooit horizontaal. Zorg dat de
sonde goed op zijn plaats zit om te voorkomen dat hij de roermagneet in de weg zit.
7) Verwijder de dop van de cuvette altijd voordat u de cuvette in de cuvettehouder
plaatst. Gebeurt dat niet, dan kan de transducer beschadigd worden. Wanneer u de
cuvette in de cuvettehouder plaatst, controleert u of de cuvette een roermagneet heeft.
8) De cuvette moet volledig in de cuvettehouder zitten om te voorkomen dat de sonde
en de roermagneet elkaar in de weg zitten.
9) Vul de cuvette niet overmatig. Het juiste vulniveau is 330 tot 360 µl, enigszins onder
de binnenste rand van de cuvette.
10) Sluit de kop altijd zorgvuldig; zorg dat de uitlijningspen gecentreerd is in de geleider
en dat de kop plat op de instrumenttafel ligt. Laat de kop niet dichtvallen om te
voorkomen dat de analyzer beschadigd raakt.
11) Natuurlijk vol bloed moet uiterlijk 2 minuten na afname geanalyseerd worden.
12) Voer een kwaliteitscontroletest (QC-test) uit om na te gaan of de analyzer en de
activeringscuvettes op juiste wijze werken. Zie pagina 1-7.
Hoofdstuk 1: Installatie en setup
1-5