Tabel 2: Aanduidingen voor bedradingsaansluitingen
(Opmerking - Aansluitingen met de markering K2 zijn uitsluitend
beschikbaar op modellen met 2 kanalen)
Nr.
Functie
1
Aansluiting externe voeding in +
2
Aansluiting externe voeding in -
3
Hulpvoedingsaansluiting in +
4
Hulpvoedingsaansluiting in -
5
Alarmrelais normaal dicht
6
Alarmrelais dicht
7
GEEN alarmrelais
8
Alarmrelais normaal dicht
9
Alarmrelais dicht
10
GEEN alarmrelais
11
Storingsrelais normaal dicht
12
Storingsrelais dicht
13
GEEN storingsrelais
Storingsrelais normaal dicht
14
(hulpvoeding)
15
Storingsrelais dicht (hulpvoeding)
16
GEEN storingsrelais (hulpvoeding)
Sirenekringuitvoer 1 -
17
18
Sirenekringuitvoer 1 +
19
Sirenekringuitvoer 2 -
20
Sirenekringuitvoer 2 +
21
Configureerbare invoer +
22
Configureerbare invoer -
23
Niet in gebruik
24
Lus uit -
25
Lus geschakeld uit +
26
Lus in -
27
Lus in +
28
Lus niet geschakeld uit +
Tabel 3: Relais
RELAIS
ACTIE
ALARM 1 of 2
Beheerd door paneel wanneer wordt bepaald of
aan alarmsituatie wordt voldaan.
STORING 1 of 2
Wanneer zich STORINGSSITUATIE op K1 of K2
of een gewone STORING voordoet. Storing wordt
ook gesignaleerd in servicemodus en wanneer
apparaat is uitgeschakeld.
SIRENEKRING 1 of 2
Ingesteld op AAN wanneer ALARM optreedt in
kanaal. Sirenekring 1 komt overeen met K1 en
sirenekring 2 met K2.
de Adressen insTeLLen
Elk afzuigkanaal maakt gebruik van luscommunicatie om statusinfor-
matie te rapporteren aan de CIE (brandalarmpaneel). Als fabrieksstan-
daard rapporteert de eenheid rookalarm- en sensorinformatie op een
gekoppeld sensoradres en algemene waarschuwingen en storingen
op een ander module-adres.
X 10
Afbeelding 10: Adresschakelaars
M200-102-00
Primaire voedingseenheid
Primaire voedingseenheid
Niet standaard in gebruik
Niet standaard in gebruik
K1
K1
K1
K2
K2
K2
K1
K1
K1
K2
K2
K2
47 kOhm EOL-weerstand
47 kOhm EOL-weerstand
Standaard is actief =
(Reset)
kortsluiting (zonder toezicht)
(Reset)
Isolator gebruiken
Intern aangesloten op 27
X 1
5
sensor
Het sensoradres wordt ingesteld op draaiende
decadeschakelaars aan de achterzijde van de
rooksensorapparaten. De rooksensoren bevin-
den zich onder de sensorafdekking in de eenheid
(zie afbeelding 9). In het gedeelte Rooksensoren
onder Onderhoud - verderop in de handleiding -
T1
wordt getoond hoe de sensoren moeten worden
verwijderd. Bij levering is Adres 1 de standaard-
waarde voor kanaal 1. Bij 2-kanaaleenheden (of
T2
wanneer twee sensoren zijn aangebracht) is het
tweede apparaat ingesteld op Adres 2.
Module
T3
Het module-adres wordt ingesteld door middel
van draaiende decade-adresschakelaars ach-
ter de klep van de eenheid. Draai de wieltjes
T4
met behulp van een schroevendraaier naar het
gewenste adres. Het geselecteerde adres heeft
betrekking op kanaal 1. Bij 2-kanaaleenheden
T5
wordt het volgende (+1) module-adres auto-
matisch toegewezen aan kanaal 2. Derhalve is
adres 99 niet geldig voor kanaal 1.
T6
Opmerking: Het moduleadres reageert alleen
op een paneelpeiling in de modus Normaal.
T7
inschAKeLen
Met gebruik van standaardinstellingen
T8
1. Sluit een geschikte voedingsbron van 24 V
DC aan op pen 1 en 2 op aansluitblok T1
T9
(zie tabel 2).
2. Controleer de spanning op de connector.
Deze moet binnen het vereiste spannings-
T10
bereik liggen.
3. Als de spanning binnen het opgegeven be-
reik ligt, sluit u de voedingsconnector aan
op de eenheid.
OPMERKINGEN
Ingesteld op AAN en UIT op paneel;
niet vastgezet.
Storingsstatus is niet vastgezet.
Standaardsituatie = ingesteld op
Aan in ALARM.
4. Sluit de behuizingsklep en zet deze vast. Controleer of de ven-
tilator start en of er lucht uit de uitlaatpoort stroomt. Het duurt
1-3 minuten totdat de eenheid in normale modus is geïnitialiseerd
en gestabiliseerd.
Overige opties configureren
Om standaardopties te wijzigen, moet de detector worden aangeslo-
ten op een pc/laptop waarop de PipeIQLT-software is geïnstalleerd.
Zie het gedeelte USB-aansluiting verderop in deze handleiding voor
meer informatie hierover (en de handleiding voor geavanceerde instel-
lingen en afregeling van FAAST LT).
eXTerne reseT
De standaardinstelling voor de configureerbare externe invoer is Re-
set van apparaat (aansluitblok T8). Bij kortsluiting tussen deze aanslui-
tingen voert de FAAST LT-eenheid een reset uit.
I56-3956-200