-
••••••••
"--'
\..J
"-.J
7.2
7.1
Storingen:
Voor u de installateur belt, kunt u de volgende zaken zelf
kontroleren:
• Zit de stekker in het stopkontakt.
•
Is de gaskraan geopend.
•
Staat de kamerthermostaat
hoog genoeg en de
spaarstandschakelaar
op de juiste stand.
• Zijn de radiatoren geopend.
•
Is er genoeg water in de installatie.
•
Is de installatie voldoende
ontlucht.
• Zekering
defekt: de toestel-zekering
(125 mA Traag)
bevindt zich in de aansluitkast
(fig. 1.8
+
7.1) op de
printplaat.
De reserve zekering
is aan de binnenkant
van
deze kast aangebracht
(zie fig. 7.2).
Fig. 7
DICHT
~
OPEN
Fig. 6
kamerthermostaat,
dan heeft deze schakelaar de volgende 2
standen: (fig. 3).
1. CV
=
alleen verwarming;
2. CV
+
WW
=
verwarming
en warm water met voorkeur voor
warm water.
Om nu onmiddellijk
na het begin van het tappen warm water te
krijgen, moet de spaarstandschakelaar
op de stand CV
+
WW
staan. In deze stand zullen de ketel en tapspiraal op temperatuur
gehouden worden. Dit zal een verhoging van het gasverbruik tot
gevolg hebben. Om dit te voorkomen
kunt u, in tijden dat geen
warm water gebruikt wordt, de spaarstandschakelaar
in de stand
CV zetten.
Ongeveer 4 minuten vóór u weer warm water nodig heeft, moet
u de spaarstandschakelaar
weer in de stand CV
+
WW zetten.
De temperatuur
aan het begin van het tappen is in te stellen met
de tapthermostaat
(fig. 1.6). Het beste staat deze op 50°C. U
heeft dan binnen enkele sekonden de beschikking
over warm
water en is het stilstandverlies
gering.
DE ZEKERING
ZIT IN HET 220 V-CIRCUIT,
DUS DE
ELEKTRICITEIT
UITSCHAKELEN.
Niet vergeten een nieuwe reserve-zekering
te kopen
(125 mAT).
Onderhoud:
Regelmatige
kontrole en onderhoud
verhogen de levensduur
en
bedrijfszekerheid
van het apparaat. Laat éénmaal per jaar, bij
voorkeur vóór het stookseizoen,
een kontrolebeurt
aan uw ketel
uitvoeren en de schoorsteen
vegen.
Fig. 5
/'
1/
Fig. 4
Ontluchten
en bijvullen:
Ontluchten
dient ervoor, de lucht, die in de leidingen en
installatie zit te laten ontsnappen.
Er moet water bijgevuld worden, zodat de drukmeter
(fig. 1.2 en 2) een te lage druk (minder dan 0.5 bar) aangeeft.
• Vóór het (bij)vullen de stekker uit het stopkontakt.
• Zet de handle op de driewegklep
(achter de ketel fig. 4.1)
in de stand "OPEN"
(achter het nokje).
•
Het vullen geschiedt via de vul-aftapkraan
(fig. 1.5 en 5).
•
De vulslang met de koppeling op de vul-aftapkraan
draaien
(fig. 5.1).
•
De slang onder de koudwaterkraan
langzaam laten vollopen,
teneinde dat alle lucht uit de slang is; dan de slang op de
koudwaterkraan
aansluiten en de kraan een beetje
opendraaien.
• Alle ontluchtingspunten
openen (vraag de installateur waar
deze zitten). Vergeet niet de ontluchters
achter op het tapvat
en de ketel (fig. 4.2 en 4.3).
•
Nu pas de vul-aftapkraan
openen (fig. 5.2): de sleutel
%
slag
draaien. De installatie loopt nu langzaam vol. Dit moet u niet
versnellen
door de waterkraan verder open te draaien. Als
een installatie te snel gevuld wordt, dan is deze moeilijk te
ontluchten.
•
De ontluchters
waar water uit komt sluiten.
•
De vul-aftapkraan
sluiten (fig. 5.3) zodra de drukmeter
(fig. 1.2
en 2) de juiste druk aangeeft: ±2 bar koude toestand.
• Waterkraan dichtdraaien.
• Vulslang demonteren
en de afdichtdop weer op de vul-
aftapkraan draaien (fig. 5.4).
•
De handle op de driewegklep
weer terug zetten in zijn
oorspronkelijke
stand (van achter het nokje halen) (fig. 4.1)
Moet er vaker per seizoen water bijgevuld worden, dan de
installateur waarschuwen.
Na het vullen, de installatie opstoken, zodanig dat alle radiatoren
warm zijn; dan de kamerthermostaat
laag zetten en de stekker uit
het stopkontakt
halen.
•
Even wachten, zodat alle eventueel nog aanwezige lucht in de
installatie zich op de hoogste punten kan verzamelen.
•
Nu alle ontluchtingspunten
nalopen. Met het
ontluchtingssleuteltje
de ontluchters,
één voor één openen en
zodra alle lucht ontsnapt is en er enkel nog water uitkomt weer
sluiten (fig. 6).
•
Ook het ontluchtingspunt
achter op het tapvat (fig. 4.2
+
4.3)
niet vergeten.
•
Dit ontluchten
blijven herhalen totdat er helemaal geen pomp
of leidinggeruis
meer te horen is.
•
De stekker weer in het stopkontakt
steken.
• Vooral de eerste weken na het vullen moet de installatie
(dus ook de ketel) meerdere malen ontlucht worden.
CV-KETELS
Aftappen:
Vóór het aftappen de elektriciteit uitschakelen
en de waakvlam
doven (aansteekknop
(fig. 1.9) rechtsom draaien).
De ketel is af te tappen via de vul-aftapkraan.
De tapspiraal is af te tappen via het aftappunt op de spiraal. Voor
het aftappen van de volledige installatie dient (indien de ketel niet
op het laagste punt is geplaatst) op het laagste punt van de
installatie eveneens een aftappunt te zijn aangebracht.
Bij kans
~
op bevriezing,
zowel ketel als installatie volledig aftappen.
o
~
Warmwatervoorziening
en spaarstandschakelaar:
~
Uw cv-ketel zorgt ook voor warm sanitair water. Indien uw cv-
Iè
installatie uitgerust is met een spaarstandschakelaar
achter de
WIJZIGINGEN
VOORBEHOUDEN
lbJaWb·~
gebrand op rendement