Let
op,
de
POWER-schakelaar
stroomvoorziening van het apparaat bij het uitzetten
niet volledig uit. Trek de hoofdsnoerstekker of de
koppelkabel van het toestel om het apparaat van
het net te scheiden. Zorg tijdens de installatie van
het product dat de stekker of koppelkabel van het
toestel bedrijfsklaar is. Indien u het apparaat
gedurende langere tijd niet gebruikt, haal dan de
netstekker uit het stopcontact.
3. BEDRIJFSMODI EN VOORBEELDEN
VAN TOEPASSINGEN
Een kernmerkende eigenschap van de V-AMPIRE is de
mogelijkheid om zelf te kunnen bepalen welke signaalgedeelten
voor de eigen behoeften via de uitgangen moeten worden
afgegeven. Om uw apparaat optimaal te kunnen aanpassen aan
de verschillende studio- en livesituaties, heeft u de keuze uit
5 bedrijfsmodi (CONFIGURATIES). Deze bedrijfsmodi bepalen
onafhankelijk van de in de presets opgeslagen instellingen waar
het signaal voor de Line- en koptelefoonuitgangen vandaan komt.
Daarbij kunnen het linker en rechter uitgangssignaal zonder meer
op verschillende manieren worden gebruikt.
Omdat de keuze voor de gunstigste configuratie afhankelijk is
van uw toepassingsbereik, hebben wij onderstaand enkele
typische toepassingsvoorbeelden voor u beschreven.
Bij aangesloten koptelefoon wordt automatisch
naar de bedrijfsmodus S1 overgeschakeld.
3.1 Selectie van een bedrijfsmodus in de
CONFIGURATION-modus
Bedrijfs-
OUTPUTS L
modus
Stereo modus met effecten,
Studio 1 (S1)
versterker- en speakersimulatie
Versterker- en speaker-
simulatie, droog, zonder
Studio 2 (S2)
effecten
Versterkersimulatie,
droog, zonder effecten
Studio 3 (S3)
Koptelefoon/XLR outputs met extra
analoge ULTRA-G speakersimulatie
Stereomodus: versterker- en speakersim.,
Live 1 (L1)
3-banden EQ + effecten
Connector outputs
Stereomodus: zonder cabinesimulatie
maar met 3-banden EQ, versterkersim.+ effecten
Live 2 (L2)
Koptelefoon/XLR outputs met extra
analoge ULTRA-G speakersimulatie
Tab. 3.1: Bedrijfsmodi (CONFIGURATIONS)
De instelling van de configuratie geschiedt in het Configuration-
menu, dat u door het gelijktijdig indrukken van de toetsen D en E
activeert. Het display toont de momenteel actieve configuratie,
met de cursortoetsen schakelt u over naar een andere. De
verschillende uitgangssignalen vindt u in tabel 3.1.
Door het indrukken van de TAP-toets en het
verstellen van de GAIN-regelaar kunt u bovendien
de ingangsversterking afregelen, om deze aan
bijzonder luide geluidsaftasters aan te passen.
In het Configuration-menu kunt u de ingangsgevoeligheid (Input
Gain) aan verschillende geluidsaftasters aanpassen. Wanneer
u hiervoor in het Configuration-menu de TAP-toets ingedrukt
houdt, dan geeft de LED-krans van de Gain-regeling de actuele
3. BEDRIJFSMODI EN VOORBEELDEN VAN TOEPASSINGEN
V-AMPIRE LX1200H/LX210
schakelt
de
instelling weer. Draait u Gain van de middenstand uit naar links,
dan wordt de ingangsversterking teruggeschroefd, hetgeen
mogelijk bij bijzonder luide geluidsaftasters aan te bevelen is.
Gain-instellingen rechts van het midden zijn alleen bij uitzonderlijk
zwakke geluidsaftasters nodig.
Door een druk op TUNER/EXIT kunt u het Configuration-menu
weer verlaten.
3.2 Live op het podium of in de oefenruimte
De afb. 3.1 toont de aansluiting van een luidspreker op de
linker luidsprekeruitgang (mono), om het volle vermogen van
120 W bij 4 Ω impedantie door te geven.
OUTPUTS R
Afbeelding 3.2 toont de aansluiting van een stereobox
(bijv. van de BG412V uit onze ULTRASTACK serie) op de linker
en rechter luidsprekeruitgang, waarbij gebruik wordt gemaakt
het vermogen van 2 x 60 W bij 2 x 8 Ω impedantie en waarbij het
Versterker- en
speakersimulatie, droog,
stereo-effect van de V-AMPIRE volledig wordt benut.
met effecten
Versterkersimulatie
zonder effecten
De uitgangsconfiguratie voor beide toepassingen is L2, dus
een mono- (1 x 4 Ω) of stereosignaal (2 x 8 Ω) met alle effecten,
versterkersimulatie en live-EQ, maar zonder luidsprekersimulatie.
Op de XLR-uitgang is nog de ULTRA-G luidsprekersimulatie
beschikbaar, zodat deze uitgangen direct met de geluidsinstallatie
kunnen worden verbonden. De MASTER-regelaar heeft ook hier
alleen invloed op het podiumvolume en niet op de XLR-uitgang.
Wilt u via de versterker een digitale luidsprekersimulatie horen,
dan selecteert u de configuratie L1.
3.2.1 LX1200H
Afb. 3.1: Mono modus bij 4 Ω impedantie
Afb. 3.2: Stereo modus bij 2 x 8 Ω impedantie
7